Hoofdstuk 1.

670 60 3
                                    

De wind waait zachtjes door de bomen. Bladeren knisperen onder onze voeten. Theresa loopt voor me en ik sjok achter haar aan. We lopen nu al een paar uur, maar we hebben geen idee waarnaar toe. Als Theresa een omgevallen boom ziet rent ze ernaartoe. Ze ploft op de boomstam en opent de rugtas. Ernstig kijkt ze me aan als ik aan kom lopen. 'Dit is ons laatste eten', zegt ze met een schorre stem. Ze houdt een kwart brood en een appel omhoog. Mijn maag zeurt en het liefst pak ik het eten uit Theresa's handen om er vervolgens mee weg te rennen. Ik ben goed opgevoed, dus stel ik haar voor om allebei om het nu maar te verdelen. Theresa gaat akkoord met mijn voorstel en pakt haar mes uit haar zak. Ze snijdt het brood doormidden en geeft mij een stuk. Hetzelfde doet ze met de appel. Zwijgend genieten we van het laatste beetje eten. 'Clary?' begint Theresa nadat ze haar laatste hap heeft doorgeslikt. Ik kijk haar vragend aan. 'Het spijt me dat ik je verraden heb in de stad', zegt ze zachtjes terwijl ze met haar voet zenuwachtig op de grond tikt. 'Het is je vergeven', zeg ik met een glimlach, maar Theresa schudt haar hoofd. 'Hoe doe je dat toch? Altijd maar het goede vinden in anderen?' Ik haal mijn schouders op en teken met mijn vinger een hartje in het zand. 'Licht kan niet zonder duisternis en duisternis kan niet zonder licht. Er is dus altijd iets goeds te vinden in iemand, niemand is honderd procent duister', zeg ik om Theresa's vraag te beantwoorden. 'En de Blackeyes dan?' Ze kijkt me strak aan. Ik denk na. Lexi was een Blackeye en ze wilde me vermoorden. Alleen toen kwam al het licht terug in haar en zag ze wat ze had aangericht. Ze had Rosalie, het meisje van wie ze zoveel hield, vermoord. Vol schuldgevoelens pleegde ze zelfmoord. 'Zelfs in hen zit nog een sprankeltje licht', zucht ik en ik sta op. 'We moeten verder.' Theresa knikt en staat ook op. We beginnen weer te lopen.

Druppels zout zweet glijden over mijn voorhoofd. De temperatuur is flink opgelopen de afgelopen drie uur. Mijn jas heb ik om mijn middel geknoopt en mijn shirt heb ik in de tas gepropt. Nu loop ik in mijn zandkleurige hemd en een spijkerbroek waarvan ik de pijpen tot op mijn knieën heb opgerold. Theresa loopt hijgend naast me. Opeens valt ze op de grond. Ik schrik ervan en kniel snel bij haar neer. 'Gaat het?' vraag ik bezorgt. Ze wijst op haar keel. 'Water', zegt ze met een schorre stem. Snel grijp ik naar mijn rugzak en trek mijn waterfles eruit. Er zit nauwelijks nog iets in. Ik geef Theresa de fles en ze begint gulzig te drinken. Ze laat nog een slok over. 'Drink maar leeg', zeg ik, maar Theresa schudt haar hoofd. 'Dit is ons laatste water', stamelt ze verbaast. Ik haal mijn schouders op. 'Je kan beter nu krachten opdoen en dan maar hopen dat we snel te drinken vinden.' Zonder verder nog iets te zeggen drinkt Theresa de fles leeg. Ik help haar overeind en we lopen verder. Na een uurtje zie ik in de verte opeens een meertje. 'Water!' roep ik opgewekt. Ik begin te rennen, maar als ik bij het meertje ben aangekomen blijkt het alleen de opgedroogde bodem te zijn. Ik plof naast het gat neer, mijn hoofd in mijn handen. Theresa zakt naast me neer. Zo blijven we zitten, geen energie om verder te gaan en dagdromen over drinken. Theresa is de eerste die van haar stokje gaat. Bewegingloos ligt ze naast me te hijgen. Het laatste wat me opvalt is de boom in de verte. Daarna wordt alles zwart...

Mijn leven, mijn dood |deel 2|Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu