Hoofdstuk 17.

488 44 12
                                    

Het liefst kom ik nu net zoals in een film in slomotion aanlopen. Ik denk alleen dat de Blackeyes dat niet accepteren en me meteen tot moes zullen slaan. Daarom is het maar beter dat ik er gewoon heen ren. Beau, Wolf en ik zijn getransformeerd en hebben onze wapens aan Theresa gegeven. Met zijn vieren lopen we in de richting van het geluid. We hebben afgesproken dat Beau inbreekt in hun gedachtes om elke actie aan te zien komen. Op een open plek, midden in het bos, staan er tientallen Blackeyes opgesteld, klaar om aan te vallen. Ik kijk mijn vrienden stuk voor stuk aan. We hebben afgesproken dat ik het teken om aan te vallen geef. Ik kijk naar de Blackeyes en ik herken hem meteen. 'Marius', fluister ik. Hij glimlacht kil naar me. 'Hallo, Clary', gromt hij met een gemene grijns. Wolfs ogen worden groot als hij beseft dat het inderdaad Marius is. 'Sorry, Julian. Ik weet dat je dit niet verwacht had, maar al die tijd had je het aan kunnen zien komen.' Hij kijkt naar Theresa. 'Theresa, ik hield echt van je. Maar dit is mijn plek.' Ik onderbreek hem: 'als leider van de Blackeyes?' Marius knikt. 'Ja, al die tijd heb ik hen geleid. Ze wisten elke keer door mij waar jullie waren. Ik had de toneelschool moeten volgen, want ik weet zeker dat ik een goede acteur zou kunnen zijn. Jullie trapte er allemaal in. Allemaal dachten jullie dat ik jullie wilde helpen Clary te beschermen.' Marius lacht kwaadaardig. 'En nu ga ik er een einde aan maken.' Ik brul als teken om aan te vallen en de strijd barst los. Mijn lichaam neemt het van me over, maar ik kan hem nog net onder controle houden. 'Clary achter je', hoor ik Beau in mijn hoofd schreeuwen. Ik draai me om en stomp de Blackeye die me in mijn rug wilde aanvallen tegen zijn neus. In mijn ooghoek zie ik hoe Theresa de Blackeyes neerschiet. Ik kijk naar Wolf en zie hoe hij naar een meisje die achter de groep probeert te blijven loopt. 'Delilah?' Dan besef ik me dat Wolf het meisje kent. Het meisje lijkt hem niet te herkennen en gromt naar hem. Drie Blackeyes stormen op me af, maar met één beweging van mijn klauw sla ik ze van me af. Het meisje, Delilah, haalt uit naar Wolf. 'Delilah, ik ben het', zegt Wolf in paniek. Hij maakt oogcontact met me en dat had hij beter niet kunnen doen. Delilah raast met haar klauw over Wolfs borst. 'Wolf!' schreeuw ik en ik verlies de controle. Mijn emoties nemen het samen met mijn lichaam over. Ik storm op het meisje af en schreeuw woedend tegen haar. 'Clar... Clary', stoot Wolf moeizaam uit. Ik focus me op hem en neem de controle weer over. 'Help haar', fluistert Wolf. Ik twijfel. Wil ik dit meisje wel redden? Wil ik haar wel laten inzien wat ze gedaan heeft? Wil ik haar niet liever meteen vermoorden? Ik kijk naar het meisje en besluit te doen wat het beste is. 'Beau, Theresa, geef me dekking', zeg ik zachtjes. Meteen komen ze naar me toe en gaan om mij en het meisje heen staan. Ik leg mijn hand op Delilahs schouder en transformeer terug naar een mens. 'Delilah', zeg ik zachtjes. Het meisje kijkt me met haar grote zwarte ogen aan. Ik heb het gevoel dat ze geen idee heeft wat ze aan het doen is. 'Je bent niet dit. Je bent geen monster.' Marius schreeuwt dat de Blackeyes ons aan moeten vallen. 'Ik ben je leider, Baby! Luister naar mijn bevel', raast Marius. Delilah blijft bewegingloos staan en ze kijkt me aan. 'Ik weet niet wie je bent, maar Wolf weet dat wel', zeg ik zachtjes. 'Ze waren bevriend. Zij is het meisje waarmee hij van de regering ontsnapt is', zegt Beau in mijn hoofd. Mijn ogen worden groot van verbazing. 'Jij?' fluister ik en het meisje knikt. Haar ogen veranderen terug naar mensen ogen en meteen begint ze te huilen. 'Ja, ik ben Lily. Ik ben samen met Wolf uit de handen van de regering ontsnapt.' Ze kijkt naar Wolf die in een plas bloed ligt. 'Heb ik dit gedaan?' vraagt Delilah met grote ogen. Ze knielt bij hem neer en veegt een pluk haar uit zijn gezicht. 'Wolf', fluistert ze. Ze stoot hartverscheurende snikken uit. 'Rustig, Lily. Ik ben nog niet dood', weet Wolf met ene flauwe glimlach uit te brengen. Tranen prikken nu ook in mijn ogen. 'Wolf', zeg ik. 'Wolf, je mag me niet verlaten.' Hij kijkt naar me en probeert te lachen, maar de pijn is op zijn gezicht te lezen. 'Maak het af', fluistert hij. Ik knik terwijl de tranen nu als een stortbui over mijn wangen rollen. Ik kijk naar de Blackeyes die onbeweeglijk om ons heen staan. 'Zien jullie dat?' roep ik snikkend. 'Dit is jullie fout', schreeuw ik hopeloos. Ik kijk naar Marius en stop met huilen. 'Nee', zeg ik zachtjes en wijs naar Marius. 'Dit is jouw schuld', ga ik verder. 'Hoe kun je je eigen broer zoiets aandoen? Hoe kun je je bloedverwant zoveel pijn toewensen. Dat is niet menselijk. Je bent een moordenaar! Je hebt monsters gecreëerd uit deze mensen.' Ik wijs om me heen. 'Je hebt hen hun familie en vrienden laten vermoorden. Ik walg van je', schreeuw ik verloren. Langzaam veranderen de monsters om me heen. Ze worden weer menselijk. Ik loop naar Theresa en pak haar mes. 'Wat ga je doen?' vraagt ze angstig. Ik negeer haar en loop naar Marius toe. 'Je verdient het niet om te leven', sis ik. 'Laat hem met rust', zegt opeens een stem. Ik draai me om en kijk in de ogen van een oudere man. Ik herken hem. Ik heb hem net nog naar de grond gewerkt, alleen zijn ogen waren toen nog zwart. Nu zijn zijn ogen levendig en blauw. 'Als je hem nu vermoordt, dan ben je geen snik beter. Laat zien dat jij geen monster bent', zegt de man. Ik knik en geef het mes terug aan Theresa. Een jonge vrouw en een man komen naar me toelopen. 'Mijn naam is Julia Augustin. Ik werkte voor de regering en ik weet zeker dat ze het zouden waarderen onderzoek te doen naar de leider van de Blackeyes', zegt de vrouw met een Frans accent. Ik knik. 'Neem hem maar mee.' Ik kijk Marius aan. 'Ik dacht dat je een vriend was, maar je bent niemand meer voor me. Succes bij met de onderzoeken.' Ik draai me om en loop regelrecht naar Wolf. Nog altijd stroomt er bloed uit zijn borst. Delilah zit bij hem. 'Het wil niet stoppen', zegt ze met betraande ogen. Wolf pakt mijn hand. 'Clary, ik hou van je.' Tranen glijden voorzichtig over mijn wangen. 'Er was ooit een meisje. Toen ik me verloren voelde glimlachte ze naar me. Ze was niets meer dan een vreemde voor me. Een vreemd meisje met groene ogen en prachtig bruin haar. Door haar glimlach begon er weer een lichtje in mij te branden.' Wolf legt zijn hand tegen mijn wang. 'Dank je wel daarvoor', fluistert hij en hij glimlacht oprecht naar me. 'Laat me niet alleen, Wolf', fluister ik snikkend. 'Ik kan niet zonder je. Ik hou van je', voeg ik er nog aan toe. 'Clary, je hebt mij niet nodig. Jij kunt de hele wereld aan. Iedereen zal je volgen. Jij bent als een licht in het donker.' Dit keer glijden er ook tranen over Wolfs wangen. 'Ik ga je missen, O, ik ga je zielsveel missen', fluistert Wolf en zijn woorden breken. Moeizaam haalt Wolf diep adem. Hij kijkt me aan met zijn prachtige grijze wolven ogen en hij glimlacht. 'Je bent mooi', zegt hij met moeite. Daarna sluit hij zijn prachtige kijkers en verslapt zijn grip.

Mijn leven, mijn dood |deel 2|Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu