Hoofdstuk 18.

489 46 2
                                    

Terugblik

'Clary?' Wolf loopt mijn kamer binnen. Ik geef geen antwoord en blijf met mijn gezicht naar de muur liggen. Wolf gaat op het bed zitten en legt zijn hand op mijn schouders. 'Je kan met mij praten, Clary', zegt Wolf zachtjes. Ik draai me om en kijk hem aan met mijn betraande ogen. Wolf helpt me overeind en trekt me tegen zich aan. 'Ik mis mijn huis', zeg ik zachtjes. 'Ik weet het', fluistert Wolf. 'Ik wil je een verhaal vertellen. Het is misschien een beetje kinderachtig, maar misschien helpt het je. Net als het mij geholpen heeft.' Wolf kijkt me aan met zijn lieve grijze ogen en ik knik. 'Oké', zeg ik. Wolf glimlacht en denkt na over hoe hij het verhaal moet beginnen. 'Tijd. Tijd is onze beste vriend, maar ook onze ergste vijand. Zo ook die van Arthur. Arthur woonde op een plek ver hier vandaan. Hij leefde in de tijd dat de aarde nog volop in leven was. De wereld was groen en overal groeide er bloemen en bomen. Er waren veel mensen op deze aarde die probeerde in vrede met elkaar te leven. Arthur was de zoon van een herder en hij woonde in de bergen. Hij had een prachtige jeugd vol liefde van zijn ouders. Maar op zijn zestiende verjaardag veranderde alles. Zijn moeder kreeg een ernstige ongeneeslijke ziekte. Arthur wilde er alles aan doen om zijn moeder te redden. Hij ging naar een vrouw. Mensen zeiden altijd dat ze al sinds het begin van de tijd bestond. Toch was haar uiterlijk jong en aantrekkelijk. Veel mannen die een bezoek aan haar waagde, kwamen nooit meer terug. Arthur klopte bij het huisje aan en de vrouw deed open. Ook Arthur werd betoverd door dit wonderlijke schepsel. De rode krullen, de sprankelende groene ogen. De vrouw stelde zich voor als Eleanor en ze liet Arthur binnen. Hij vertelde haar wat er met zijn moeder was. Dat ze ziek was en hij er alles voor over had om haar te redden. "Alles?" sprak Eleanor. Arthur knikte en herhaalde dat woord. Eleanor zag dat deze jongen anders was dan al die andere. Hij had iets wat zij niet hadden. Wilskracht, vechtlust. Dat was wat Eleanor in zijn ogen zag. "Ga met de wind mee. Langs de zeven rivieren en witte bloemen. Daar zul je een grot vinden. Vertel hetzelfde verhaal opnieuw. Let op! Je hebt maar vierentwintig uur. Anders zul je je moeder nooit meer weerzien." Arthur ging op pad en nam de weg die normaal gesproken wel een week zou duren. Hij moest en zou zijn moeder redden. Hij beende flink door en af en toe durfde hij het aan om een sprintje te trekken. Na vierentwintig uur kwam hij uitgeput aan bij de grot. Hij liep naar binnen. "Hallo?" riep hij onzeker en toen stapte er een vrouw uit de schaduwen. Het was Eleanor. Arthur was verbaasd. "Gefeliciteerd, Arthur. Je zal je moeder redden." Eleanor gaf hem een blauwe roos. "Maar waarom zoveel moeite? Waarom gaf u hem niet een dag geleden toen ik u er om vroeg?" Eleanor glimlachte naar de jongen. "Ik wilde weten of je het wel aankon", sprak Eleanor nog altijd met een glimlach. "Wat aankon?" vroeg Arthur. Eleanor stapte naar voren. Ze was een kop kleiner dan Arthur. Ze ging op slechts tien centimeter afstand van hem vandaan staan. "De strijd met de tijd"'

Mijn leven, mijn dood |deel 2|Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu