Hoofdstuk 26.

468 45 31
                                    

Het tweede einde, lees dit hoofdstuk of hoofdstuk 25. 

'Ik wil dat je verandert in wat je werkelijk bent.'

Ik schud mijn hoofd. Ik kijk naar mijn ouders en mijn kleine broertje, Alex. Ik laat hen het monster niet zien. Het monster zit diep in me en ik zal er altijd tegen vechten. Tot ik een manier vind om voor altijd en eeuwige verlost van het te worden. 'Ik doe dat niet', zeg ik zelfverzekerd. Dreigend zet dokter Center een stap richting mijn familie. 'Doe het! Anders vermoord ik hen!' schreeuwt dokter Center boos. Wolf legt zijn hand op mijn schouder. 'Doe het niet', fluistert hij zachtjes. Ik glimlach naar hem. Ik kijk naar zijn perfecte grijze ogen. Ik draai me weer terug om naar dokter Center. Voorzichtig loop ik op haar af. 'Je zei dat ik moest veranderen in wat ik werkelijk ben', begin ik terwijl ik loop. 'Je denkt dat ik zou moeten veranderen in een monster. Je denkt dat ik verander in een verschrikkelijk beest. Je hebt het fout.' Vlak voor haar blijf ik stilstaan. Ik kijk haar strak aan en glimlach. 'Want ik ben dat monster niet.' Ik geef haar een knietje in haar maag en pak het pistool uit haar handen. De bewakers richten hun wapens op mij. 'Clary!' roept mijn moeder verschrikt. Ik trek me er niks van aan. Ze zullen mij niets aandoen en zeker niet als ze willen dat ik verander. 'Mijn naam is Clary Valley.' Ik wijs op mijn ouders. 'Zij zijn mijn ouders en hebben me altijd liefdevol opgevoed. Zij vertelde mij verhalen. Zij leerde mij dat monsters zich alleen maar in je hoofd bevinden. Zij droogde mijn tranen wanneer ik verdriet had. Zij zijn mijn familie en ik hou verschrikkelijk veel van ze.' Ik zie in mijn ooghoek hoe mijn vader mijn moeders hand pakt. Ik wijs naar mijn vrienden. 'Dat zijn mijn vrienden. Wolf, Theresa en Beau. Zij zijn er voor mij wanneer niemand anders er voor me is. Zij leerde me mijzelf kennen. Zij kennen mij beter dan wie dan ook. Zij opende mijn ogen wanneer ze gesloten waren. Zij maakte me aan het lachen, ook al wilde ik dat soms niet. Ze zijn geweldig en ik hou van hen.' Ik kijk naar de bewakers die nog steeds hun wapens op mij gericht hebben. 'Hebben jullie geen familie? Hebben jullie geen vrienden? Hebben jullie niemand om jullie ogen te laten openen?' Een bewaker laat zijn geweer zakken. Verbijsterd kijkt dokter Center naar de bewaker. 'Na alles wat ik voor je gedaan hebt', zegt ze boos. De jongen kijkt haar boos aan. 'Dat is juist het probleem, jij hebt niks gedaan.' Een andere bewaker, een meisje, knikt. Ook zij laat haar wapen zakken. Boos kijkt dokter Center naar de andere bewakers. 'Schiet dan toch!' roept ze wanhopig. Ze blijven onbewogen staan en staren haar aan alsof ze een vreemde taal spreekt. 'Toen mijn moeder overleed mocht ik niet naar haar toe. Ik moest een cel bewaken, terwijl er genoeg andere waren die dat konden doen. Ik miste de begrafenis en heb nooit meer afscheid van haar kunnen nemen', zegt een iets oudere vrouw. Nog meer bewakers laten hun wapens zakken. Tot ook de laatste twee hun geweren laten zakken. 'Ik ben hier niet het monster', zeg ik. 'Maar jij', voeg ik eraan toe. 'Verraders!' schreeuwt dokter Center. Ze stapt in één van de auto's om vervolgens nooit meer terug te komen. 

'Hoe lang zullen we nog hebben?' vraagt Wolf. We liggen in het gras op een open plek in het bos. Ik haal mijn schouders op. 'We zijn on-doden en niemand zou zijn tijd moeten weten', antwoord ik. 'Niemand zou moeten weten wanneer hij of zij weet wanneer die doodgaat. Want hoe kan je dan nog van het leven genieten? We moeten niet altijd maar bezig zijn met onze dood terwijl we nu kunnen leven. Terwijl we nu kunnen lachen en liefhebben.' Wolf slaat zijn arm om me heen. 'Ik hou van je Clary Valley', zegt hij lachend. 'Weet ik', antwoord ik op een ernstige toon. En ik kus hem voor de zoveelste keer. Wie zou ooit kunnen denken dat er een dag zou komen dat de zon zou schijnen? Dat er niks is om je zorgen over te maken? Dat het monster eindelijk verdwenen zou zijn? Nu kan mijn leven eindelijk beginnen. De regering is gestopt met onderzoek doen naar on-doden. Het is nu wel duidelijk waarom we er zijn. Ook hebben ze de mensen uitgelegd dat on-doden niet gevaarlijk zijn. De Blackeyes zijn verdwenen en zullen nooit meer terug komen. Wolf heeft weer een goede band met zijn ouders opgebouwd. Marius zit nog altijd opgesloten, misschien dat we hem ooit kunnen vergeven voor wat hij gedaan heeft. 'Wil je niet liever je echte naam terug?' vraag ik Wolf. Hij schudt zijn hoofd. 'Nee, ik ben Wolf en dat zal ik altijd blijven', zegt hij met een glimlach. 'Voor altijd?' vraag ik. Hij knikt. 'Voor altijd. Tot mijn tijd gekomen is...'

~Einde~

Mijn leven, mijn dood |deel 2|Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu