Chapter 1

1.3K 70 11
                                    

- Louis’ Point of View -

Louis Tomlinson, 22 jaar en dakloos… Zo vaak kom je het niet tegen, maar eigenlijk heb ik nooit een fatsoenlijk huis gehad. Ik kom uit een arm gezin uit Doncaster. Ik was alleen met mijn moeder. Ik herinner me nog goed hoe jaloers ik altijd was op andere kinderen. Iedereen had een fiets, kon naar school en had de mooiste kleding. En voor een kind, met niets…

Een van die dagen is me altijd goed bij gebleven. Ik liep met mijn moeder door de straten als heel klein jongetje. Mijn kleine, kwetsbare handje in de hare. We liepen langs een bakkerij vol met cupcakes. Toen de deur open ging vulde de warme, heerlijke geur mijn neus. De geur die mijn maag echt flink liet rammelen. Ik keek mijn moeder met smekende oogjes, waarna ze me met tranen in haar ogen terug aankeek. ‘’Het spijt me, Lou…’’ Ik knikte toen maar. Ik dacht dat ik misschien later een cupcake zou krijgen. Maar het is er nooit van gekomen…

Jaren gingen voorbij, ik groeide op terwijl ik elke dag voor de etalage ging staan van de winkel. Mijn magere buikje rammelde. Iedereen was naar school, of ging werken. Ik bleef altijd achter omdat ik niet naar school ging. Voordat de winkeldeuren open gingen stond ik er al voor. Op een dag kwam er niemand. De deuren bleven gesloten. Treurig liep ik naar huis waar ik mijn moeder aantrof, dood. Ik heb dagen gehuild en ben in verschillende nieuwe gezinnen geplaatst. Ik was agressief en bang, niemand wou me. Niet zo vreemd ook. Een 10 jarig jongetje dat krabt, slaat, schopt en gilt.

Mijn vader gaf nooit om me. Hij maakte van elke gelegenheid gebruik om me nog meer te breken. Hij brak alles. Mijn hart, mijn vertrouwen en mijn opgewekte karakter. Ik was vooral stil en verlegen nu.

Iedereen liep met een grote boog om me heen. Ik heb niet wat zij hebben… Mooie kleren, een grote villa of een dure auto. Ook geen succesvolle zaak of een prachtig gezin. Ik had niemand, alleen een klein hondje dat af en toe opdook. Een klein poedeltje. Ik had hem een naam gegeven: Wonder. Hij was altijd zo lief dat hij me helemaal opfleurde.

Sindsdien ben ik nooit meer gelukkig geweest eigenlijk. Ik zag er ziek uit. Bleek, mager en slap. Niet echt iemand waar je van droomt. Van binnen ben ik een geweldig persoon maar dat zien ze niet als ze een blik op je werpen. Het is ook niet belangrijk… Geld, daar draait het om. Je kan het de mensen niet kwalijk nemen ook, ik bedoel… Ze zijn compleet blind voor de schoonheid die vanbinnen schuilt. Je ziet pas de diamant, als je de rots er af haalt. Je lust pas een vrucht, als je de buitenkant er af haalt. Je smaakt pas de zoete smaak van een cupcake, als je de verpakking er af haalt…

Ik rende door de regen en keek razendsnel rond, op zoek naar een plek om te schuilen. Een felgekleurde luifel viel me op. Ik slikte en rende er onder. Ik zuchtte opgelucht, hijgde wat uit van het rennen en liet me via de muur op de grond zakken. Ik was ook niks gewend, met zo’n zwak lichaam. Ik slikte en probeerde mezelf warm te houden. Ik had het zo koud, zo vreselijk koud. Ik keek naar de verlaten straten en gluurde even door het raam van de bakkerij. Precies dezelfde cupcakes stonden voor het raam. Het zag er knus en warm uit binnen. Ik zuchtte en ging weer zitten. Ik voelde mijn lichaam branden van de koorts, en toch voelde het koud.

Opeens schoten beelden voor mijn ogen langs. Mijn kleine handjes lagen op het glas van de etalage, waardoor er afdrukken op kwamen. Maar er zaten er al meer op. Het raam besloeg van mijn adem die ik uitblies. Mijn ijskoude vingers streelden het glas terwijl mijn ogen staarden naar de lekkernijen voor me. Ik had zo’n honger… Ik trok mijn sokken iets op en keek naar mijn rode, knikkende knieën. Ik zag iemand naar buiten komen en schrok zo erg dat ik spontaan wegrende. Dat was de laatste keer dat ik vanaf buiten die bakkerij in keek.

Ik slikte en keek weer voor me uit. Het was hier… E-Echt hier! Ik zuchtte en legde mijn hoofd op mijn armen. Dit was de plek… Nog nooit vrolijkte mij iets op in die tijd. Ik rilde even en voelde het water door mijn kleding heen. Het weer maakte me wel erg bang. Gewoon, het onweerde en dergelijke. Het deed me denken aan het geruzie thuis, het geschreeuw. Het deed me altijd pijn.

Een klein jongetje loopt buiten in de regen. Tranen lopen over zijn wangen, snikkende geluiden verlaten zijn keel. Alleen het gesnik is duidelijk, aangezien zijn tranen en de regendruppels zich samensmelten. Zijn haar hangt voor zijn gezicht. Hij ziet niks, niet waar hij heen loopt en ook niet waar hij later heen zou gaan. Bang voor de toekomst loopt hij verder. Louis William Tomlinson….

En nu zit ik hier, onder een luifel van een bakkerij waar ik als klein kereltje kwam als ik verdrietig was. Als mijn ouders ruzieden, of als mijn vader zijn handen niet thuis kon houden. Ik zocht hier troost. Af en toe had ik de moed om naar binnen te lopen. De vriendelijke, oudere vrouw warmde me op en droogde mijn haren. Praten deed ik als kind nooit. ‘’Gaat het weer een beetje, ventje?’’ Klonk haar vriendelijke, lieve vrouwenstem. Ik knikte zacht en warmde mijn handen aan de kop thee in mijn handen. Mijn tranen veegde ze weg, waarna haar rimpelige glimlach op haar gezicht kwam. Zachtjes glimlachte ik terug, en kreeg een warme cupcake in mijn handen. Ik keek haar aan, en wou hem terug geven. ‘’Ik heb geen geld, mevrouw’’ Ze gaf hem terug en knikte. ‘’Dat weet ik, jongen. Dat weet ik…’’

Zachtjes nam ik een hapje, waarna ik mijn ogen genietend sloot. De warme chocolade vulde mijn mond, terwijl het suiker smolt op mijn tong. Iets lekkerders dan dit heb ik nooit gehad. Mijn rode, koude vingers plukten er stukjes van af. Het papiertje werd er af gehaald, en toen zag je het… Het was zo prachtig… Een laagje suiker lag op de onderkant van de cupcake. Je vingers zaten er na afloop helemaal onder, zodat je nog na kon genieten. Mijn buik rammelde niet meer, geen krampen die ik voelde. Ik keek de vrouw aan en glimlachte. ‘’Dank u wel…’’ zei ik zachtjes. Elke dag als het regende kwam ik daar, om op te warmen. Om me thuis te voelen, eigenlijk. Ze was een Oma die ik nooit heb gehad…

Ik werd nog natter gemaakt door een auto die razendsnel voorbij reed, en nog wel door een flinke plas regenwater. Ik rilde van de kou en probeerde mezelf warm te wrijven. Oh god, wat is het koud. Mensen zijn soms zo vreselijk egoïstisch, en ik kan het weten. Er werd nooit naar me omgekeken of naar me gevraagd. Mensen keken me nauwelijks aan en als ze dat deden, was het met een walgende of beoordelende blik. Arrogant keek ik altijd terug, ja ik was soms een sassy little ***. Ik zuchtte even en kroop goed onder de luifel om nog meer regen te voorkomen. Ik word al snel ziek. Ik heb met virussen en duizenden verkoudheden rondgelopen. Vooral omdat ik geen dokter kon betalen, mezelf niet warm kon houden of binnen kon blijven en bovendien had ik geen kleren die me ook nog konden verwarmen. Dat is het leven soms, het is oneerlijk maar wat doe je er tegen? Je kan wachten op iemand die je helpt, of er zelf maar het beste er van maken? Dat laatste had ik gedaan, je kan hier op helemaal niemand rekenen. Zelfs niet op je eigen familie, je eigen ouders. Je bloedeigen vader! Ik vertelde hem nooit iets, en mijn moeder ook niet. Ik was een eenzaam jochie, nu nog. Ik hoop dat dat veranderd….

------------------

xSanne

You're the cup to my cake - a Dutch Larry Stylinson fanfictionWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu