Proloog

56 6 5
                                    

Verstopt zit ik achter de struiken, afwachtend op de bewegingen die Julia en Sam zullen verzetten. In de verte zie ik ze met z'n tweeën, druk pratend en naar het einde van de straat lopen. Ze zijn al redelijk ver van huis af en ze zijn ergens buiten de stad gelopen. Ergens op een industriegebied waar ik zelf nog nooit ben geweest. Waar ik überhaupt het bestaan niet eens van wist. Het is vooral een lege straat met enkele huizen her en der. Af en toe wat groen te zien, maar vooral een verharde weg met zand aan de zijkanten. Ver voor mij, op ongeveer een afstand van zo'n 100 meter wijst Sam met zijn armen allerlei kanten uit. Julia knikt instemmend mee en ze blijkt dit gewoon te volgen. Ik heb geen idee waar ze het over hebben en wat ze doen, maar sinds vanmorgen doet Julia al vreemd naar me. Ik vertrouw dit al de hele dag niet, voor géén meter.

- - - - - - - - - - - - -

Eerder die dag....
Ik lig in mijn bed, lekker warm onder de dekens. Vanaf de gang hoor ik Sam en Julia stilletjes praten. Ik weet niet waar ze het over hebben, maar ik hoor vage zinnen. Ik probeer hen gesprek te begrijpen en te volgen, maar ik kan er zelf geen touw aan vast knopen.

"Heb je je de telefoon bij je?", vraagt Sam fluisterend.

"Jahaaa, ik heb alles," zegt Julia stilletjes. "We moeten nu echt een keer gaan."

Langzaam sta ik op vanuit mijn bed nog half aan het slapen. Ik wrijf in meer in mijn ogen en probeer zachtjes overeind te komen. Ik loop naar de deur en haal langzaam de deurklink omlaag. Ik ga in het gangpad staan en direct zie ik Sam en Julia staan met een mobiel in hun hand. Sam draagt een rugzak en heeft zojuist zijn mobiel uit zijn zakken gehaald. Ze zijn druk bezig met het bekijken van iets, zo druk dat ze mij niet eens zien staan. Ik kan niet precies zien wat ze aan het bekijken zijn, daarvoor sta ik nog te ver weg.

"Waar gaan jullie heen?" vraag ik op een nieuwsgierige toon.

Julia schrikt op en kijkt mijn richting op. Haar blik staat op een mengel van zowel verbazing als het gevoel dat je betrapt bent. Ze voeren iets in hun schild en dat is duidelijk aan haar te merken.

"Eh, We zijn nergens mee bezig, hoor" zegt ze met een zenuwachtige toon. "Kom Sam, we gaan." Dan draait ze zich van mij vandaan met een arrogante houding, pakt Sam's hand en trekt hem mee naar de trap op weg naar beneden.

Een en al verbaast kijk ik die twee nog na. Waar zijn ze toch mee bezig? Dat ga ik tot op de bodem uitzoeken.

- - - - - - - - - - - - - - - - -

Langzaam kom ik weer achter de struik vandaan waar ik me al een tijdje bevindt. Ik kijk rond de weg op zoek naar een volgend verstopplek. Bij iedere bocht die ze nemen kan ik mezelf weer wat verder vooruit helpen en zo hun achtervolgen.

Niet veel later stoppen Sam en Julia bij een groot gebouw, met daarop het woord "DANGER" geschreven in blokletters. Dit betekent gevaar. Zouden ze hiermee de mensen willen afschrikken of daarmee de onderhoud van het gebouw willen aantonen? Als het onderhoud is dan is dat zeker aan dit gebouw te zien. Het is vooral een breed gebouw, waarschijnlijk met alleen een begane grond. Middenin het gebouw bevindt zich een zwarte deur die half openstaat en waar zo te zien het slot kapot van is. Van de ramen zit de helft er nog in, terwijl de andere helft al redelijk kapotgeslagen is. Daarbij ziet de helft er gewoon vies, bruin uit alsof er al jaren niets aan dit gebouw is gedaan. Om het gebouw zijn allerlei zwarte tonnen en van die vierkantjes met tekens te zien als 'gevaarlijke stoffen' en 'brandbaar', Bedenkelijk kijk ik naar het gebouw. Wat zouden personen als Sam en Julia hier nou te zoeken hebben?
Ik kijk weer naar Sam en Julia en zie dat ze nog een keer op hun mobiel kijken. Waarschijnlijk ter bevestiging of ze wel zeker hier moeten zijn. Dan lopen ze naar binnen en verdwijnen in de duisternis.

Zo snel maar ook zo stil als ik kan, ren ik naar de overkant van de weg. Ik probeer zo onopvallend mogelijk dichterbij het gebouw te komen. Ik bevind me nog zo'n 50 meter van het gebouw af, maar ik hoop nog dichterbij te kunnen komen. Ik moet weten wat Sam en Julia daar te zoeken hebben.

Niet veel later is het me gelukt om dichterbij het gebouw in de buurt te komen. Ik sta naast grote zwarte tonnen en kijk om me heen. Niemand heeft me volgens mij gezien, gelukkig maar. Ik probeer om een van de zwarte tonnen voorzichtig mijn kant op te schuiven, zodat ik er bovenop kan staan. Het raampje waar ik stiekem doorheen wil kijken bevindt zich op 180 cm hoogte. Alleen dan kan ik bij het raampje komen om er doorheen te kijken. Ik draai de zwarte tonnen rustig mijn kant op en zet het precies boven het raampje neer. Ik klim op de tonnen en pak het hout vast dat zich naast de ramen bevind. De planken hout zijn geheel zwart en plakken van hier tot Tokio. Ik kijk naar de onderkant van mijn handen en zie dat ze al helemaal zwart zijn. Verdomme, nu loop ik de hele dag met van die plakkerige, zwarte handen.

Ik probeer om zo door het raam te kijken dat alleen mijn ogen te zien zijn en ik niet gezien kan worden. Binnen is te donker om alles perfect te kunnen zien. Het enige wat er een beetje te zien valt zijn de contouren van de personen en af en toe een paar kenmerken van kledingstukken of het uiterlijk.
Mijn mond valt open als ik besef wat door het raam te zien is. Aan de ietwat rechterkant zie ik Julia staan, die wordt vastgehouden door een man met een paar geweren aan zijn broek. Daarnaast heeft hij een ketting vast, die hij vastgebonden heeft om zowel Sam's als Julia haar handen, zodat ze niet verder kunnen. Ze zijn in de val gelokt.

Voor hen staat een man, waarschijnlijk de leider van het hele stel. Hij heeft in zijn ene hand een voorwerp wat ik zo niet kan plaatsen. Het lijkt op iets van een knuffel of pop, maar geen idee waarom zo'n oude vent dat in zijn hand heeft. In zijn andere hand bevindt zich een geweer die gericht is op Sam en Julia, maar vooral Julia. Mijn hart begint sneller te kloppen bij het zien van het geweer. Ik moet hulp halen denk ik bij mezelf voor het te laat is. Ik raak in paniek en kijk nog iets beter naar de situatie die zich daarbinnen bevindt. De man met de pistool draait zich mijn richting in en ik kijk recht in de ogen van hem. Ik schrik van angst en verbazing als ik zie wie er met dat pistool rondloopt. Ik val naar achteren van de ton af en gil van de schrik. Daar lig ik dan op de grond. Ik hoor de tonnen kletteren op de grond en probeer het geluid te dempen met mijn handen. Ik moet hier wegkomen, vluchten, denk ik bij mezelf, maar ik kan Sam en Julia hier toch niet met z'n tweeën zo achterlaten? Wat deed die man überhaupt met dat pistool? Ik ken hem ergens van en ik dacht dat we elkaar konden vertrouwen. Maar oh god, Julia en Sam, in welke nesten hebben jullie je nu weer gewerkt?

Voodoo VictimWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu