- Maandag -
De hele nacht had ik weer rond gelopen en besefte dat er ’s nachts nog veel bedrijvigheid hier was. Vandaag zou ik bij school gaan kijken. Ik had bewust mijn vriendinnen niet opgezocht. Anders zouden ze misschien bang worden. Ik had trouwens ook geen idee hoe ik bij hun naar binnenkwam. Normaal pakte ik de fiets om naar school te gaan samen met mijn vriendinnen, maar nu besloot ik te lopen. Anders zou een rijdende fiets zonder een persoon ook zo vreemd staan. Bij zulke kleine ideeën kreeg ik toch automatisch weer de lach. Wat zou dat ook vreemd lijken. De schoolbel was al gegaan toen ik aankwam op school. Het was Maandag dan hadden we eerst 2 uur Nederlands en maatschappijleer. De saaiste vakken waar we meestal de meeste dingen uithaalden. Waar we het dus gewoon gezellig maakte op onze eigen manier, maar toen ik stilletjes het lokaal in liep. Merkte ik al dat het merkwaardig stil was.
Mijn vaste plek was nu merkwaardig leeg. Ik was altijd amper ziek en dus was mijn plek meestal opgevuld. Ik vond de aanblik van mijn lege stoel niet fijn en ging er gauw geluidloos op zitten. Mijn beste vriendin zat nog altijd op de stoel naast mijn stoel. Ze had gehuild. Haar ogen waren dik en de helft van haar make-up zat op haar wang in plaats rond haar ogen. Ik keek de klas rond en merkte dat er al meerdere was die het niet droog konden houden. Wist ik maar hoe ik dood ben gegaan. Ik voelde me ontzettend schuldig. Ik voelde me vreselijk hoe ik hier iedereen zag zitten. Toch bleef ik braaf op me plek zitten. Ik had zin om me vriendin aan te raken, maar ik moest het mezelf verbieden om het te doen. Ze moest absoluut niet bang worden, maar op een dag zou ik absoluut proberen contact met haar op te nemen. Ook al had ik nog geen idee hoe. Misschien kon ik gewoon geen contact maken zonder dat ik haar bang zou maken. Ik moest alleen subtiel beginnen en langzaam op moeten bouwen net zoals bij me broer
- Week later -
Het was weer maandag. Ik had de hele week rond gespookt overal en nergens. Vaak ging ik langs bij me ouders en naar me school. Ik vind het nog altijd fijn om de mensen te zien waarvan ik van hou. Ook al hadden ze verdriet om mij. Ik moest hoe dan ook gewoon bij ze blijven. Misschien voelde ze me aanwezigheid wel. Dat weet ik natuurlijk niet. Of ik moet toevallig op een plek zijn waar iemand tegen zichzelf praat. Het was de dag van de begrafenis. Ik had ontdekt dat me moeder vaak naar me kamer ging en dan op me bed ging zitten. Ik had toch maar me stoute schoenen aangetrokken en een brief geschreven als volgt:
Als ik vroeg dood zou gaan.
Dan zou ik willen dat niemand zwarte kleding aan trok.
Zou ik geen kerkelijke gezang willen horen, maar mijn favoriete muziek.
Dat zou je kunnen vinden op mijn mp3 of op de computer.
Veel fleurige zijn bloemen zijn welkom witte bloemen niet.
Behandel het ook niet als een echte begrafenis, maar wees dankbaar dat ik er mocht zijn.
Ik had alles in een kladblok gezet en midden op me bureau gelegd. Ze zou vast denken dat ze het over het hoofd had gezien en misschien was ze wel nieuwsgierig om in te kijken. Ter afleiding zette ik er ook nog een datum op. Dat al een paar maanden eerder geschreven zou moeten zijn. Ik zag het absoluut niet als een begrafenis, maar als een feest waarmee ze mij bedankte dat ik hier op aarde was. Eigenlijk ben, maar dat weten hun natuurlijk niet.
Ze had inderdaad mijn kladblok open geslagen en even verscheen een glimlach op haar gezicht. Ze wist nu dat ze een perfecte begrafenis voor me kon regelen wat ik echt wou. En daar wou ik haar ook zo graag mee helpen. En inderdaad toen ik vandaag mijn huis binnen liep droeg iedereen vrolijke kleding. Niet te overdreven, maar zo werd er toch rood, oranje, groen, blauw enz. gebruikt. En geen enkel zwart stuk kwam ik tegen. Het zag er zo al een stuk minder gedeprimeerd uit. Ons huis liep langzaam vol met huilende familieleden. Ze zouden straks allemaal samen naar de kerk gaan. Ze hadden een klein kamertje waar ik opgebaard lag. Wat ik zelf nogal een eng idee was, maar dat zou wel aan mezelf liggen omdat ik mezelf zag. Dat was natuurlijk wel wat schrok wekkende. Ik stapte bij me gezin in de auto. De plek in het midden waar ik altijd had gezeten. Weer raakte ik mijn broer per ongeluk aan.‘Deze auto is ook veel te klein’ Mopperde ik. Het was nog altijd een raar idee dat je constant tegen jezelf aan zat te praten. Mijn broer keek weer mijn kant uit en wreef zoals toen naar het ziekenhuis weer over zijn arm. Hij voelde me nog steeds. Sommige konden mijn beter voelen dan andere. Als ik mijn zusje aanraakte voelde ze niks. Deed ik het wat harder dan voelde ze me een klein beetje. Zo deed ik steeds meer ontdekkingen. We stopten voor de kerk. Niemand was er nog maar de kerkdienst zou ook pas over 2 uur beginnen en over 1 uur zou de condoleance zijn. Mijn kaartje was erg mooi geworden. Het was precies mij. Ik was er trots op ook al zag niemand het. Er stonden broodjes, koffie en thee op tafel. Toen we naar binnenliepen. Sommige pakte gretig wat te drinken of een broodje, maar mijn ouders en broer en zusje kregen geen hap door hun keel. Ik had het zo druk met mijn familie dat ik pas na 10 minuten merkte dat er in een mooi versierde hoek mijn kist stond. Kippenvel trok over mijn hele lichaam. Er stonden mooie fleurige bloemen om heen in allerlei kleuren. Mooie kransen lagen op het deksel. Het bovenste stuk van het deksel was weg. Mijn hele lichaam kriebelde toen ik die kant op liep. Ik zou zomenteen weer recht tegen over mezelf staan. Ik had mij sinds het ziekenhuis bezoek niet meer gezien. Mijn ouders zijn nog een paar keer geweest, maar ik kon het niet verdragen. Het vreemde was als ze bij me stonden. Bij mijn lichaam kon ik ze toch horen. Ook in het ziekenhuis hoorde ik de stemmen al was ik er zelf niet bij.
Nog altijd wist ik niet wat er was gebeurd. Na de begrafenis zou ik dat ooit gaan uitvogelen. Ik was toch wel erg nieuwsgierig. Ik was nog een paar stappen verwijderd van het open gat in de kist een paar plukjes haar zag ik al. De rillingen liepen over me rug. Ik verzette nog twee stappen en zag toen mijn gezicht. Mijn ogen waren dicht en leek net of ik sliep. De wonden prijkte nog altijd op me gezicht. Tja logisch ik was dood. Mijn bloed pompte niet meer rond en konden mijn wonden niet meer genezen. Mijn blauwe plekken en wonden waren wel wat bijgewerkt en ook hadden ze me make-up opgedaan. Toen ik toch maar even onder de klep keek. Zag ik ook dat mijn favoriete kleding was aangetrokken. Een glimlach verscheen op mijn gezicht. ‘Goed gedaan’ Zei ik zachtjes. Ik keek nog even naar me zelf en liep toen weer terug. Mijn ouders bogen zich nu over de kist. Het rare was toen mijn moeder me aanraakte ik dat ook daadwerkelijk voelde. Ik voelde hoe ze met haar hand over mijn wang streek. Hoe ze woordje in me oor fluisterde. Het hielp ik werd er rustig van. Ik vond het heerlijk om naar haar stem te luisteren. Ook me vader fluisterde me alles toe. Wat was dat fijn om nog even te kunnen horen. Er kwamen steeds meer mensen. Mijn ouders, broer en zusje begonnen braaf handjes te schudden terwijl ze moeite deden om niet te huilen. Langzaam liep de kerk vol. Veel mensen keken nog even naar me en ook al was ik al in de kerk. Ik hoorde alle stemmen in me oor. Ik zat op de voorste rij in de kerk en genoot van alles wat ze tegen me zeiden.
Na een uur was de hele kerk stamp vol. Ik was er zelf verbaasd van. ‘Zo, zo ik ben wel erg liefde vol zeg’ Zei ik lachend tegen mezelf. Ik had het zelf niet verwacht, maar ik vond het erg prettig om te zien. Iedereen zat in een vrolijk kloffie en nergens zag je zwarte kleur. Zelf werd ik er vrolijk van. Zoals ik mijn kladblok begon mijn favoriete liedjes af te spelen. Mijn hele gezin had een klein verhaaltje gemaakt. Geen één redde de laatste zin zonder te huilen. Ik vond het nog steeds vreselijk dat ik niet kon huilen. Het lukt me nog steeds niet al deed ik nog zo mijn best. De dienst was mooi. Gewoon perfect. Al vond ik jammer dat het mijn dienst was. Opeens flitste er iets in mijn gedachten rond en schrok er van. Als ik straks begraven word zou ik dan verdwenen zijn? Ga ik dan naar de hemel? Ik raakte in paniek. Ik wou nog niet weg nu nog niet! Ik wou nog zoveel doen, maar misschien was dit nu wel mijn laatste dag. Ik werd als maar onrustiger op mijn stoel en toen de dienst afgelopen was en tijd was om naar de begraafplaats te lopen was ik ongeveer de eerste die gauw de zaal verliet en rende naar de begraafplaats. Gauw zocht ik mijn plekje op. Een grote gat was al gegraven toen ik mijn plek naar lang zoeken vond. Zou dit echt mijn laatste dag zijn?
Ik ging naast het gat op de grond zitten en staarde de diepte in. In de verte hoorde ik de mensen al aankomen. Mijn kist werd op de draagkettingen gelegd boven het gat. Nog even werd er wat gezegd en werden door veel vriendinnen nog een roos op mijn kist gegooid. Toen zakte mijn lichaam langzaam de diepte in. Het regende zachtjes. Ik zelf voelde het niet en ik werd tot me verbazing niet nat. Het gaf me raar gevoel hoe ik daar de diepte in gleed, maar verder gebeurde er nog niks met mij. Nog even liep iedereen langs me graf. Doorweekt en met tranen. De meeste zeiden nog zachtjes een groet en liep toen vluchtig weg. Ik zelf bleef zitten ook toen iedereen al was verdwenen. Bleef ik zitten. Er kwam al een klein wagentje aan die het zand er weer in zou kieperen. Langzaam werd het gat steeds minder diep tot het helemaal dicht was. De bloemen die er naast lagen werden er netjes op gelegd. Nog steeds zat ik aan het randje van me graf, maar er gebeurde niks. Ik ging niet naar de hemel. Ik verdween niet. Nee, ik zat nog steeds tegen mijn graf aan te kijken. Langzaam sta ik op en loop terug naar het gebouwtje waar nog een aantal mensen zitten na te praten. Ik ben nog steeds bang dat ik plotseling verdwijn of dat ik het zicht zie of wat het dan ook mag zijn, maar tot nu gebeurd er nog niks.
JE LEEST
Mijn dood.
Подростковая литератураEen meisje komt er achter dat ze overleden is, maar tot haar verbazing leeft ze als geest. Van de dag van haar overlijden kan ze niks meer herinneren. Wat is er gebeurd? En wat doet ze hier nog op de aarde?