Hoofdstuk 2

4.8K 66 3
                                    

Hoofdstuk 2

Diep begon ik na te denken. Toen ik in het ziekenhuis was. Had ik mezelf goed bekeken. Ik had takjes en bladeren in me haar gehad, daarom zat het ook zo slordig. Zou het daar aan liggen? Ik begon een rondje te lopen door het park. Het begon al donker te worden. Wat zullen geesten zoal doen? Zou ik kunnen slapen? Ik voelde me absoluut niet moe. Zou ik nooit meer kunnen slapen? Wat deden geesten zoal ‘s nacht dan? Toen ik langs een donkere plek kwam begonnen mijn gedachten snel te spelen in mijn hoofd het leek wel of ik gek word. Gillend pakte ik mijn hoofd tussen mijn handen beet. ‘auw, auw, auw’Gilde ik. Ik deed een paar stappen terug en het werd weer een beetje rustig in me hoofd. Verbaasd keek ik naar de plek. Een stuk was afgeschermd met rood/wit lint. Er was hier duidelijk wat gebeurd, maar wat? Had het met mij te maken?

Ik besloot me er niet druk over te maken. Ik werd er toch niet veel wijzer van uiteindelijk begon ik naar huis te lopen. Ik was helemaal niet meer bij me familie geweest. Hoe zou het met ze gaan? Hoe zou het met mijn vriendinnen gaan zouden ze verdriet hebben? Maandag begon school weer. Ik zou er naartoe kunnen gaan. Ik voelde de sleutel van ons huis in me broekzak. Dat was mooi dan kon ik ook zo naar binnen. Eenmaal aangekomen bij me huis opende ik voorzichtig de deur en sloot hem stilletjes achter me. Ik had al ontdekt dat ze konden zien wat ik deed. Opeens kreeg ik een flash-back in de auto had ik me broer aangeraakt! Hij had het gevoeld. Hij had de plek aangeraakt! Ik was degelijk nog voelbaar en hoorbaar. Als geest leek de tijd veel sneller te gaan daar was ik ook al achter gekomen toen ik op de klok keek. Mijn ouders, broer en zusje waren al naar boven en overal waren de lichten uit. Stilletjes liep ik naar boven. Eerst opende ik de deur van mijn zusje. Voorzichtig liep ik naar binnen. Ze sliep al stevig met haar knuffel in haar armen. Vandaar die knuffel ze zocht troost. Wat ze niet van me ouders kon krijgen door hun eigen verdriet. Heel voorzicht raakte ik haar aan. ‘Het komt allemaal weer goed’ Mompelde ik zachtjes.

Ik stond weer op en sloot haar deur zachtjes achter me dicht. Onder de deur spleet van me broer brandde nog licht. Heel voorzichtig deed ik de deur open, maar hij had niks door. Hij zat met natte ogen voor zich uit te staren. Hij had overduidelijk gehuild ook had hij een fotolijstje in zijn handen. Het was afkomstig van mijn kamer. Het was een zilver lijstje met een foto van mij en hem er in. We hadden soms wel eens ruzie, maar verder konden we heel goed met elkaar. Ik had zin om te huilen. Ik werd verdrietig hoe ik hem zo zag zitten met tranen in zijn ogen, maar er kwam geen traan uit hoe best ik me ook deed. Ik had zin om hem te omarmen of een kus op zijn wang te geven en zeggen dat alles weer goed komt, maar als ik hem zou aanraken zou hij alleen maar schrikken. Ik wou hem absoluut niet bang maken. Wat wou ik graag dat hij wist dat ik nog niet helemaal weg was. Dat ik nog degelijk hier ergens rond liep, maar dat zou geduld moeten hebben. Ik moest hem niet bang maken. Ik zou het voorzichtig aan moeten pakken. Zou hij geloven in geesten? Misschien ben ik wel helemaal niet een geest en noemen ze zoiets anders, maar ik was overduidelijk dood! Zachtjes sloot ik de deur achter me en keek nog gauw even bij me ouders. Ze sliepen, maar allebei even onrustig.

Ik verliet het huis voorzichtig ik had hier verder ook niks te doen. Zouden hier nog meer geesten rondlopen? Weer liep ik naar het park. Toen ik bij de plek aankwam waar ik zo onrustig werd bleef ik staan. Ik hoorde geluiden. Snel rende ik er op af. Een meisje gilde om hulp. Achter een boom zag ik een jongen en meisje staan. Vlug rende ik er op af. ‘Wat moet dat’Schreeuwde ik, maar besefte dat ze me natuurlijk niet kunnen verstaan. De jongen wou het meisje net een klap verkopen toen ik naast hun stond. De klap kletste in haar gezicht. ‘Stop nou, hou op, wat moet je van me’ Gilde het meisje. Ik besefte dat ik wat moest doen anders zou het wel eens heel slecht af kunnen lopen, maar hoe.

Ik keek om me heen en zocht naar iets bruikbaar. Toen ik een grote tak zag liggen moest ik toch nog even lachen. Hoe zou het zijn als je alleen maar een tak ziet zweven? Vroeg ik mezelf lachend af. Vlug pakte ik de tak op en begon al gillend op de jongen af te rennen. Hij had natuurlijk niks door. Vlak achter hem stopte ik. Met een klein tikje porde ik met mijn tak in zijn zij. Verbaast en kwaad keek hij om. Ik wist nu dat hij de tak ging zien. Zijn gezicht begon te vertrekken. Ik begon met de tak te zwaaien. Het meisje had niks door ze kon ook niets zien door de houdgreep van de jongen en het kwam heel goed uit, want ik wou haar alleen helpen en niet laten schrikken. De jongen liet het meisje spontaan vallen en rende al gillend weg. Grijnzend legde ik vlug de tak weer neer en keek naar het meisje die op de grond was gevallen. Ze stond vlug op en rende gauw de andere kant op. ‘Ik kan dus nog wel goede daden doen’ Grinnikte ik tegen mezelf.

Ik hoorde de kerk klokken alweer 5 uur ’s ochtends slaan. De tijd ging zo wel lekker vlug. Vandaag zouden de meeste horen dat ik dood was dacht ik nu bij mezelf. Ik weet ook dat ik absoluut niet dood wou. Ik had een fijn leven een paar problemen, maar verder had ik een goed leven. Een leuk gezin, veel vrienden. Ik had eigenlijk alles wat een hartje maar begeerde. Dus daar lag het niet aan. En aan die schrammen en blauwe plekken te zien zou het misschien een ongeluk zijn geweest. Tot nu toe vond ik dood zijn nog helemaal niet zo erg. Behalve dan dat je met niemand kunt praten, omdat iedereen me niet ziet staan. Waarneer zou ik begraven worden, wat voor kaartje zouden ze uitkiezen? Vandaag zouden ze vast alles regelen. Ik vond het vreselijk voor me gezin en vrienden dat ze zoveel pijn hadden. Toen ik weer naar huis liep zag ik door het raam al vertrokken gezichten. Het was nog maar 6 uur, maar blijkbaar konden er een aantal al niet meer slapen. Voorzichtig sloop ik weer naar binnen en ging bij me vader en broer aan tafel zitten. Allebei keken ze vermoeid voor zich uit.

Toen het 9 uur was. Zat iedereen rond de tafel. Iedereen op zijn eigen plek. Mijn vader en broer zaten nog precies het zelfde als vanochtend en na de komst van me moeder en zusje zijn hun sindsdien ook niet meer verschoven. Zelfs mijn drukke zusje zat nu vermoeid voor zich uit te staren. Weer zou het een perfect moment zijn om te huilen, maar weer lieten de tranen zich niet gaan. Zo verstreken de seconden, minuten en uren tot het 11 uur was. Er werd aangebeld. Verbaasd stond ik op ook mijn moeder stond langzaam op en slofte naar de deur. Het leek op een begrafenisondernemer en nu kreeg ik toch wel even de kriebels. Was het maar voor iemand anders geweest. Dan had ik kunnen troosten nu kan ik alleen maar toekijken. De man ging op mijn stoel zitten heel even keek iedereen elkaar aan. ‘Ja, die plek zou nu volgens jullie voor altijd leeg zijn’ Mompelde ik.

De man zette een grote koffer op tafel. Automatisch greep mijn vader mijn moedershand vast iedereen wist wat hier in zat. Mappen met verschillende kaartjes. Ze zouden nu wat uit moeten zoeken. Toch hoopte ik een klein beetje dat ze iets moois uit zochten. Ik hoopte toch dat ze me wel een beetje kende. De man begon zijn standaard praatje althans het leek enorm standaard en het klonk nogal gevoelloos. De mappen werden op tafel gelegd en met moeite begonnen me ouders erin te bladeren. De tranen kwamen weer uit alle ooghoeken en voor mij was dat tijd om het huis even te verlaten. Later zou ik terug komen om te achterhalen waarneer mijn begrafenis nou daadwerkelijk zou zijn.



Mijn dood.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu