Brassica

29 3 1
                                    

Een oude loodgieter, waarvan de vrouw vorig jaar was overleden, leefde met zijn jongste zoon in een eenvoudig huisje. De jongen leerde het vak van zijn vader en hij had daar best aanleg voor.
Op een dag moest de loodgieter in het paleis het een en ander repareren. De koningin kwam langs om het werk te bekijken en maakte een praatje met de loodgieter. De loodgieter vertelde dat zijn twee oudste zoons getrouwd waren. De een was smid en de ander was timmerman. Om een beetje belangrijker te lijken gaf hij aan dat zijn jongste, knappe zoon een goede loodgieter was en grote interesse had voor de alchemie. Het was hem zelfs al eens gelukt om van lood goud te maken.
De koningin was meteen heel geïnteresseerd. "Wat zeg je nu! Kan jouw zoon van lood goud maken? Dat is een waardevolle vaardigheid. Stuur hem morgen maar naar het paleis"
De loodgieter durfde zijn zoon niets te zeggen en stuurde hem de volgende dag naar het paleis met de smoes dat hij de klus mocht afmaken.
Toen hij bij het paleis aankwam, verwelkomde de koningin hem enthousiast en bracht hem naar een kamer die was ingericht als een laboratorium. In de hoek lag een berg lood. "Zo jongeman. Ga maar gauw aan het werk tot morgenvroeg" zei de koningin. "Als je dan deze berg lood niet in goud hebt omgezet zal ik je laten doden." Ze deed de deur achter zich dicht liet de jongen alleen achter. Deze was verbijsterd. Hij had geen idee wat hij moest doen. Woedend liep hij heen en weer en even later zakte hij moedeloos neer met zijn rug tegen de muur en zijn hoofd in zijn handen. Hij voelde zich vreselijk ellendig. Ineens ging de deur open en een klein onooglijk vrouwtje stapte binnen en dat zei: "Goedendag, loodgieter jongen, waarom voel je je zo ellendig?" "Ik moet van al dat lood goud maken en ik weet echt niet hoe dat moet." "Wat geef je mij als ik het voor je doe?" "Mijn zegelring ," zei de jongen. Het vrouwtje nam de ring aan en ging met het lood en met branders, kolven en flesjes chemicaliën in de weer en toen de zon opkwam lagen er een vijftal goudstaven te blinken in het eerste ochtendlicht. Het vrouwtje was verdwenen bij zonsopgang.
De koningin was verrukt over al dat goud! Ze wilde meer en liet dienaren de jongen een grotere berg lood brengen dan de vorige dag. De dienaren namen de goudstaven mee. De koningin gaf weer de waarschuwing dat hij moest sterven als het niet lukte.
Hij was nog woedender dan de dag ervoor, maar ook nu sloeg de woede snel om in wanhoop. Na enige tijd ging de deur open en stond het kleine onooglijke vrouwtje weer voor zijn neus. "Moet ik het nog eens voor je in goud veranderen? Wat krijg ik dan van je?" vroeg ze. "Al het geld dat ik bij me heb." antwoordde de jongen. Het vrouwtje nam de geldbuidel aan en ging aan het werk. Bij het ochtendgloren lagen er 10 goudstaven te blinken. De koningin was weer heel enthousiast, maar achter haar stonden al een paar dienaren met zakken vol lood klaar. Ze stortten deze in het laboratorium leeg en namen de goudstaven mee. "Zo," zei de koningin. "Als het je lukt om hier morgenochtend goud van te maken, mag je met mijn dochter trouwen. Lukt het niet...tja dan laat ik je ombrengen." Ze draaide zich om en verliet het laboratorium.
Vol ongeloof en verbijsterd zakte de jongen door zijn knieën en leunde met zijn rug tegen de muur met zijn hoofd in zijn handen. En nu verscheen het kleine onooglijke vrouwtje voor de derde keer. "Wat krijg ik van je als ik voor de derde keer lood in goud verander voor je?" "Ik heb niks meer", fluisterde de jongen moedeloos. "Beloof me dan je eerste kindje dat je met de prinses zult krijgen." Daar hoefde de jongen niet lang over na te denken. Alsof hij hier wilde blijven! Die prinses kon hem gestolen worden. En als het vrouwtje het lood niet voor hem in goud zou veranderen was hij er geweest.
De volgende ochtend stond een heel blije en hebberige koningin naar de twintig goudstaven te kijken. Ze nam de jongen mee naar haar dochter. Ze leek niet op haar moeder. Ze was knap en had een lieve blik in haar ogen. De jongen vergat dat hij weg wilde. De koningin zette er vaart achter en twee dagen later waren ze getrouwd. De jongen was nu een prins.
Een jaar later kreeg de prinses een dochtertje . De prins en prinses waren er heel blij mee. De prins had geen moment meer aan zijn belofte aan het kleine onooglijke vrouwtje gedacht.
Op zekere dag stond het vrouwtje voor zijn neus toen hij een wandeling in de paleis tuin maakte. "Nu moet je me geven wat je beloofd hebt." De prins schrok vreselijk en bood haar allerlei kostbaarheden uit het paleis aan. Maar nee, ze wilde alleen het kleine prinsesje. De prins was gebroken van verdriet. Dit kon en mocht hij zijn vrouw niet aandoen! Daarnaast hield hij zelf ook veel van de kleine.
Het vrouwtje kreeg medelijden en zei dat hij het prinsesje mocht houden als hij binnen drie dagen zou raden hoe ze heette.
De prins bedacht allerlei vrouwennamen die hij wist en hij noemden die dan ook op toen het vrouwtje weer in de paleistuin verscheen:"Marieke, Daphne, Athena, Carla, Antoinette,...........,Suzanne" "Nee,nee en nog eens nee" en het vrouwtje verdween. De prins stuurde zijn dienaren op weg om andere namen te zoeken.
Toen het vrouwtje voor de tweede keer voor zijn neus stond somde hij op:"Irene, Dagmar, Dianne, Victoria, Emma, Beatrix,.........,Jessica, Natasja"
Maar ook dat bleek het allemaal niet te zijn en het vrouwtje verdween weer. Nu werd de prins wel erg nerveus en hij stuurde zijn dienaren nogmaals op pad om namen te zoeken. Na een halve dag kwam een dienaar hijgend het paleis binnenstormen. "Ik weet het!!" hijgde hij."Ik heb haar gezien en ze zong het volgende liedje:

"Heden bak ik,
morgen brouw ik,
overmorgen haal ik het koningskind.
Wat een geluk dat niemand weet
dat ik Brassica heet."

De prins was heel erg opgelucht en toen het vrouwtje weer in de paleistuin verscheen, noemde hij op: "Margaretha, Helena, Mariëtte, Johanna, Jasmina, Larissa,..........., Brassica"
Het gezicht van het vrouwtje vertrok van woede. Dat heeft een boze geest je verteld! Ze sprong van woede op en neer tot de grond onder haar voeten opembarstte en in de diepte verdween. Daarna sloot de grond zich weer.
Opgelucht ging de prins het paleis binnen en knuffelde zijn vrouw en dochtertje. De prinses heeft nooit geweten aan welk onheil ze is ontsnapt.

Sprookjes......maar dan andersWhere stories live. Discover now