Het grappige aan een depressie is dat je soms hele goede dagen hebt. Het is niet eens dat je het gevoel hebt ineens alles aan te kunnen, maar op die dagen voel je je normaal. Je staat op, gaat naar school, eet normaal en soms betrap je jezelf erop dat je lacht. Voor het eerst in een lange tijd heb je niet het gevoel dat je alles moet forceren. In de avond lig je niet uren naar het plafond te staren en in je hoofd lijkt de storm even te zijn gaan liggen.
Het is minder grappig hoe je soms een slechte dag hebt. De dagen dat opstaan een hele klus is en zelfs eten niet meer zo fijn is. De dagen dat je alleen maar voor je uitstaart en je alleen nog maar beweegt omdat je weet dat het moet. De dagen dat je het liefst op de grond zou gaan liggen en niet meer op wil staan.
Wat veel mensen niet doorhebben is dat een depressie niet gelijk staat aan dood willen zijn. Ik wil namelijk niet dood, maar om heel eerlijk te zijn, zie ik ook geen goede reden om echt te leven. Ik ben levend, maar leven doe ik niet.
Mijn depressie begon toen ik nog jonger was, op de middelbare school. Ik was destijds een drukke, levendige en energieke meid. Extravert. Vrienden maken ging me makkelijk af. Ik ben opgegroeid in een minder rijke stad, die bekend staat om haar criminaliteit. Je weet wel, waar de huizen zo dicht op elkaar staan dat zelfs stoeptegelen niet echt mogelijk is in de straat en waar buurmannen ineens vijf maanden 'op vakantie' gingen. Het was geen goede buurt, maar ik ben gelukkig opgegroeid.
In groep acht moesten we de cito doen, die ik helemaal had verpest. Hierdoor kreeg ik een slecht advies, terwijl mijn juf wist dat ik wel beter kon. Op haar advies ging ik een uur verderop naar de middelbare, omdat zij niet keken naar de cito. Ik kwam terecht op een school in een van de rijkste buurten in Nederland. Je weet wel, waar de huizen zo groot zijn als het stadshuis bij ons.
Ik denk dat het daar een beetje mis begon te gaan. Want waar ik in mijn stad stoer was, was ik daar uitschot. Ineens gold het recht van de sterkste niet meer, terwijl ik daarmee was opgegroeid. Het recht van de rijkste gold en daar liep ik nu eenmaal achter. Ik kon in tegenstelling tot al mijn klasgenoten geen merkkleding kopen, of een dure rugzak. En waar ik altijd een puntje voor had gehad door mijn grote mond en imponerende uiterlijk, had ik dat daar ineens niet meer.
Het was niet dat ze echt opmerkingen maakten, want niemand durfde dat echt. Echter had ik geen vrienden. In de pauze zat ik alleen en bracht ik de tijd door met mijn telefoon (waar ik niets mee kon, want mobiel internet was toen nog niet te betalen). Thuis had ik vriendinnen en vrienden, maar op school was ik een sociale paria. Niet veel later begon ik met roken, waardoor ik de pauzes in mijn eentje buiten doorbracht. Of het nu sneeuwde of regende, ik stond buiten. Want op de een of andere manier voelde het daar minder koud.
Op een dag, redelijk aan het einde van het jaar, liet één van de meisjes uit mijn klas me struikelen. Ze begon te lachen en noemde me white trash. Ik kon het niet relativeren, puur en alleen omdat ik mezelf ook steeds meer zo begon te zien. Het was de eerste keer dat er een opmerking in mijn gezicht gemaakt was en ik verloor mijn controle. Ineens kwamen alle frustraties naar boven en begon ik vol op het meisje in te slaan. Het werd zwart voor mijn ogen en ik bleef doorgaan, tot docenten me uiteindelijk van haar af hebben moeten trekken.
Het meisje had een gebroken neus en had een hersenschudding opgelopen. Ik ben van school getrapt. Ik ben toen naar een andere school gegaan en heb daar mijn eerste jaar afgemaakt. Het verhaal over mijn inzinking ging al snel over naar deze school en vrienden maken kon ik daar ook wel vergeten. De rest van het jaar zat ik alleen in de pauze, terwijl ogen in mijn rug brandden en iedereen me uit de weg ging.
In de zomervakantie begon ik op het verkeerde pad te geraken. Mijn basisschoolvrienden, die wel naar de school in mijn buurt waren gegaan, bewandelden hetzelfde pad. Iedere avond hingen we op de skatebaan, rookten we sigaretten en dronken we goedkope wijn die we hadden gestolen uit de supermarkt. Stelen begon sowieso een ding te worden, want iedere dag weer waren we te vinden in de winkels om dingen te stelen.
JE LEEST
De Veilige Haven
RandomWil jij jouw verhaal ook delen, maar durfde je dat hiervoor nooit? Heb je altijd geluisterd, maar nooit gesproken? Het woord is nu aan jou!