Hoofdstuk. 20

702 40 0
                                    

Ik hurk neer en wrijf over de markering. Simon komt naar me toe gerend. 'Gevonden?' vraagt Simon hijgend. Hij zet zijn handen op zijn gebogen knieën. 'Ja' antwoord ik en ga rechtop staan. 'Dan moeten we die kant op' ga ik verder en wijs naar het oosten. Simon knikt. Samen lopen we het bos in. De zon verwarmt mijn huid. Het is een mooi
e lente dag. Ik stap over een dikke boomwortel heen. Ik zie de volgende markering. Bij die markering lopen we naar het westen. 'Denk je dat het Hol nog heel is?' vraagt Simon en duwt een bosje takken uit zijn gezicht. 'Ik weet het niet zeker. Maar al zou dat niet zo zijn, dan ik kan ik het altijd nog maken met mijn telekinese' zeg ik en trek een grimas. Simon lacht. 'Dat is waar'. 

We komen aan op een open plek. De heuvel waar het Hol in zit ligt voor ons. Aan de voet van de heuvel ligt een kleine vijver. Precies zoals ik me herinner. Ik ren het terrein op. 'Kom!' roep ik en maak een handgebaar. Simon glimlacht en rent achter me aan. Het Hol hebben we tegen het bos aangemaakt en zo hoog mogelijk. Zo konden we als er iemand aankwam meteen het bos in vluchten en we zaten zo veilig voor allerlei soorten dieren in het bos. Niemand mocht van het Hol weten. Het was ook afgedekt met bladeren en takken. Omdat het Hol zo hoog is gebouwd hebben we er een ladder tegenaan gezet, maar die is nu al lang weggehaald. Ik loop tegen de zandheuvel op. Veel stof en zand waait mijn ogen in. Simon klimt achter me aan. Na een stukje geklommen te hebben komen we bij het rechte stuk. Voor me ligt een klein stapeltje takken. Ze zijn er vast afgewaaid door de jaren heen. Ik schuif het hoopje takken aan de kant. Het laat een spoor van dunne lijntjes achter in het bruin zwarte zand. Ik kijk het donkere gat binnen. Ik loop langzaam naar binnen. Simon komt achter me staan, hij had heel wat meer moeite met het omhoog klimmen dan ik had. 'Is dat wel slim? Dadelijk stort het in' zegt Simon aarzelend. Ik draai me om en zet mijn handen in mijn heupen. 'Simon, ik heb telekinese en rare ogen die oplichten. Ik denk persoonlijk dat dat nog niet alles is, maar daarmee kan ik instorting echt wel voorkomen' zeg ik protesterend en glimlach. Simon schiet in de lach. 'Dat is waar' geeft hij toe. Ik trek een grimas en draai me weer terug naar de ingang van het Hol. Ik loop verder naar binnen. Ik hoor hier en daar een beetje zand naar beneden vallen door de beweging. Ik heb echt licht nodig. De zon staat aan de andere kant, dus daar hoeven we niet op te rekenen. Mijn ogen! Ik licht mijn ogen op. Toch nog een voordeel aan mijn ogen. Ik kijk het Hol rond. Er ligt een oud en gescheurd deken. In de hoek staat een bestofte stoel. Ik loop erheen. De stoel is niet kapot, maar wel heel oud. Ik denk dat als je erop gaat zitten er doorheen krakt. Ik kijk verder rond. In de andere hoek zie ik een dierlijk figuur liggen. Ik loop erheen en schijn het licht van mijn ogen erop. Gadver, een dode rat. Een rilling loopt over mijn rug. 'Hier is volgens mij nog niemand geweest' zeg ik en draai me naar de ingang. 'Dat denk ik ook' zegt Simon en kijkt het Hol rond. Ik kleur mijn ogen weer normaal en loop terug naar Simon. 'En nu?' vraag ik en zet mijn handen in mijn zij. Ik zie Simon denken. 'Je krachten beoefenen?' stelt hij voor. Ik knik. Samen lopen we het Hol uit. 

Ik til met mijn telekinese een omgevallen boom op. Het kost me veel kracht en moeite. Er vormen zich zweetdruppeltjes op mijn voorhoofd. De stralende zon verwarmt mijn huid. De boomstronk valt een klein stukje omlaag, maar ik herpak me weer. Simon staat aandachtig toe te kijken. Hij had me de opdracht gegeven om de boomstronk te verplaatsen naar de andere kant van het terrein waar de heuvel op ligt. Met zoveel mogelijk kracht probeer ik de boomstronk vooruit te krijgen, maar iets in me houd me tegen. Een soort van muur. Misschien wil de muur me juist stoppen om een goede reden, misschien probeer ik wel iets wat niet hoort te kunnen. Het kan eigenlijk al niet dat ik telekinese heb, maar ja. Een zucht verlaat mijn lippen. Ik laat de boomstronk met een harde bons op het stoffige zwart bruinige zand vallen. Een wolk van stof komt vrij. Simon bedekt zijn ogen en hoest een paar keer. Ik negeer het en loop naar de eerste de beste boom die ik zie en ga ertegen aan zitten. Simon loopt naar me toe. 'Waarom stop je?' vraagt hij verbaasd. 'Omdat het niet lukt' antwoord ik geïrriteerd en teken een boze smiley in het zand. 'Niet opgeven, het lukt je wel' zegt Simon en hurkt voor me neer. Ik rol met mijn ogen. 'Hey. Wat is er nou? Je hebt telekinese en gloeiende ogen en misschien nog wel meer! Waar ben je nu bang voor?' vraagt Simon en kijkt me aan. Ik zucht. 'Iets houd me tegen' antwoord ik en kijk naar mijn zwarte sneakers.
'Wat dan?' vraagt hij verder. 'Iets!' roep ik geïrriteerd. Simon schrikt en komt overeind. Ik voel woedde opborrelen. 'Waarom moet iedereen altijd alles weten?!' schreeuw ik. Mijn hoofd begint te bonken en mijn ogen te branden. Nee, niet dit weer. Er gaan pijnlijke steken door mijn rug. 'Simon! Ren!' roep ik en sla met mijn hand in het zand. Simon blijft staan. 'Simon!' kreun ik met mijn kiezen op elkaar. 'Rennen!'. Simon schud zijn hoofd. 'Ik wil alles meemaken' zegt hij. Ik kijk hem met grote ogen aan. Mijn pijn word onverdraaglijk en schreeuw het uit. Ik ben gaan liggen. Ik probeer mijn woedde en slechtheid in bedwang te houden. Dat gaat nauwelijks. Ik wil Simon geen pijn doen! Echt niet! Het is mijn bloedeigen broer! Ik begin langzaam te huilen. Dadelijk vermoord ik hem nog! Dat zou ik mezelf nooit vergeven en mama ook niet! 'Simon! Alsjeblieft, ga nou!' huil ik. Tranen stromen over mijn wangen. Simon blijft staan. Mijn pijn begint weg te trekken en mijn woedde begint de overhand te nemen. 'Alsjeblieft!' schreeuw ik huilend. Mijn kleren worden helemaal stoffig en vies van het zand, maar dat kan me weinig schelen. 'Ik weet dat je me niks doet!' roept Simon. 'Dat weet je niet! Zelfs ik weet dat niet!' roep ik. De tranen blijven maar komen. 'Ik vertik het om te gaan' zegt hij. 'Als... Alsjeblieft!' smeek ik en ga tegen de boom aan staan. Ik begin de woedde te voelen. 'Nee' zegt Simon vastbesloten. Mijn ogen vullen zich met de felblauwe kleur. 'Simon!' roep ik. Een harde knal klinkt in mijn hoofd. Het teken. Het teken van alle slechtheid. 

Engelen Van De Hel [✔]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu