Hoofdstuk. 23

622 37 14
                                    

Ik open mijn ogen. Zodra ze geconfronteerd worden met het felle licht van de zon sluit ik ze meteen. Langzaam open ik ze weer. Als mijn ogen gewend zijn aan het felle licht draai ik mijn hoofd naar rechts. Mijn wang raakt de zijde zachte stof van een deken. Ik ga rechtop zitten. Een bed? Waar ben ik? Ik kijk rond. Het bed is mooi groot met tientallen kussens erin. De vloer is bedekt met de zachts uitziende stof die er is en de muren zijn prachtig behangen. De ramen zijn bijna twee meter hoog en er hangen parel witte gordijnen langs. Ik wrijf door mijn ogen en stap uit het hemelbed. Ik loop naar een grote hoge kast die tegenover het bed tegen de muur staat. Ik loop om de kast heen om te kijken of er ergens een spiegel is. Aan de rechter zijde zit een spiegel. Ik bekijk mezelf. Mijn broek en mij jas zijn gescheurd en mijn haren zitten alsof er net een tornado een bezoekje heeft gebracht. Een zucht verlaat mijn lippen. Ik kijk op als ik wat gerommel vanuit beneden hoor. Ik loop naar de deur van de kamer, die overigens erg mooi versierd is met uitgesneden figuren in het hout, en grijp naar de gouden deurknop. Ik open de deur en stap de kamer uit. Mijn ogen weten niet wat ze zien. Het is zo prachtig. Ik loop stilletjes over de overloop richting de trap die ik vanuit mijn positie had kunnen spotten. Ik sta voor de trap. Die ken ik ergens van. Het is de brede, houten trap van het landhuis. Maar zo zag het landhuis er toch niet uit? Al dat zijde en dat mooi versierde hout. Ik haal mijn schouders op en pak de leuning vast. Ik stap voorzichtig naar beneden. Er kraakt niets, bij geen enkele trede. Als ik beneden ben bekijk ik de gang. Het is dezelfde rode mat als die er eerst lag, maar nu splinter nieuw en met allerlei franjes en kleurtjes. Ik bekijk de muur waar, dacht ik, tegenaan had gezeten. De muur is uitzonderlijk behangen en de schilderijen zijn niet meer zo vervaagd als daarvoor en de lijsten waar ze inhangen zijn van mooi opgepoetst goud. Ik kijk hier mijn ogen uit.

Ik hoor weer wat gerommel vanuit een of andere kamer. Ik zet koers richting het geluid en strand voor een kleine deur. Hij is niet hoog maar ook niet klein. Ook deze deur is weer prachtig versierd. Ik aarzel even of ik de klink wel zou pakken. Misschien is het wel een crimineel, of een wild beest dat door een raam naar binnen is gekomen. Ik zucht. Waar ben ik eigenlijk bang voor? Ik pak de klink vast en langzaam open ik de deur. Een walm van duizenden geuren stroomt op me af. Ik adem de geur in. Het ruikt verrukkelijk. Ik sta nog op de drempel en bekijk het tegelwerk. Het is ouderwets betegeld met vierkante, zwarte en witte tegels. Ik loop, volgens mij, de keuken binnen en kijk rond. Overal staan keuken materialen. Prachtig opgepoetste zilveren pannen en krijtwitte borden waarin je je eigen spiegelbeeld wel zou kunnen zien. Ook hier zijn de ramen er mooi en hoog. Ik loop wat verder naar binnen en merk dan dat er een raam wat naar binnen gedraaid staat. Ik loop er heen en stel vast dat het geen raam is, maar een glazen deur. De deur leid naar een pad, en het pad verdwijnt achter een laag muurtje. Ik loop erheen. Naast het pad staan allerlei kleurrijke bloemen. In het chocolade bruine zand staat een bordje met daarop: Eetbaar. Ik haal mijn schouders op en pluk een paars met witte bloem van haar of zijn steeltje. Ik scheur een klein stukje van een bloemblaadje eraf en stop het in mijn mond. Op het begin proef je niets, maar daarna stroomt er een vloedgolf van smaak je mond in. 'Dat is de lekkerste bloem die ik ooit heb gegeten' mompel ik terwijl ik aan het kauwen ben. Ik stop de rest van de blaadjes in mijn mond en geniet ervan. 'Dat is mooi' zegt een stem. Ik verstijf en draai me langzaam om.

Een jongen staat in de deuropening van de glazen deur. Ik slik en staar hem aan. 'Wie ben jij? En waar ben ik? En hoe kan het zijn dat dit huis ineens zo mooi is en en...'. Ik hap naar adem. De jongen loopt naar me toe. Ik zet een klein stapje achteruit en bekijk hem met grote angstige ogen. 'Ik zal je antwoord geven op al je vragen, als je verteld hebt hoe je heet' zegt de jongen zachtjes. Ik huiver. Hij merkt het en neemt een beetje afstand. Ik blaas de lucht uit mijn longen en neem een ongemakkelijke houding aan. Ik friemel wat met mijn vingers en staar naar de grond. Ik voel de jongen zijn ogen prikken tegen mijn voorhoofd. Zal ik hem vertrouwen? Ik ken hem niet eens. Ik aarzel en besluit dan toch mijn naam te vertellen. 'Magel' zeg ik nonchalant en kijk schuin omhoog. De jongen grinnikt. 'Ik ben Damon' zegt de jongen en steekt zijn hand uit. Ik kijk ernaar en neem hem aan. Een aantal kleine schokjes en stroom golfjes gaan via mijn hand razend snel naar mijn hart. Als ze mijn hart raken laat ik de hand los en buig ik naar voren. Damon ziet het en zet weer een klein stapje achteruit. 'Sorry, ik kan het nog niet zo goed beheersen' verontschuldigd hij zichzelf. Ik kijk hem meteen aan. Beheersen? Bedoelt hij krachten? Zou hij net zo zijn zoals mij? Misschien ben ik toch niet de enige. 'Beheersen? Heb jij krachten?' floept eruit. Damon kijkt me beschamend aan. Ik wend mijn blik van hem af en kijk naar de heerlijke en kleurrijke bloemen langs het pad.

{BELANGRIJK! NIET OVERSLAAN! Hey mensjes, ik heb daarnet echt een geweldige storyline bedacht! Alleen de titel past er niet zo goed bij, das best jammer. Dus hier een vraag aan jullie. Ik had een nieuwe titel bedacht: (Nederlandse versie): De Engelen Van De Hel/ (Engelse versie): Hells Angels. Welke vinden jullie het mooist? Of vinden jullie deze het mooist? Laat het me weten. Xxx mij}

Engelen Van De Hel [✔]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu