Hoofdstuk. 50

414 29 1
                                    

{Zoals jullie zien heeft het boek een tijdje op ON HOLD gestaan, want ik had geen tijd om te schrijven. Ik haal hem van ON HOLD af, maar de tijden van publiceren worden wel langer.}

'Beveiliging!' roept Marry, met een kleine trilling in haar stem. De woedde van binnen wordt alleen maar sterker en sterker. Binnen een paar passen sta ik voor de akelige vrouw. 'Nog één stap dichterbij en je vriendjes gaan eraan' zegt Marry en richt het geweer op Raaf en Kelsey. Ik trek een mondhoek op. Dom wijf. Denkt ze nou echt dat ze het van mij kan winnen? Ik steek mijn hand uit en haal deze in een vloeiende beweging naar beneden. Het pistool vliegt uit Marry haar handen. Ze kijkt me verward aan, maar zet dan uiteindelijk een paar passen naar achter. Met de telekinese via mijn ogen maak ik de twee jongeren los. Hun kettingen schieten open en de doekjes die in hun mond zaten vallen op de grond. Ze kijken me stuk voor stuk dankbaar aan, en richten zich dan op Marry. Alle twee lopen haar richting in.
'Help! George, Calum!' roept Marry angstig, maar redelijk beheerst. De twee grote mannen willen haar te hulp schieten, maar ik ben ze een stap voor. Ik haal de twee lange Jannen onderuit met mijn telekinese en smijt ze daarna tegen de muur. Bewusteloos vallen de lichamen neer. Ik knik instemmend naar het beeld voor mijn ogen.
Achter me sluiten Raaf en Kelsey Marry in. Zij zullen zich wel redden, gok ik. Zo snel als ik kan haast ik me de kamer uit, terug naar het blok met cellen. Met een zwiep open ik de grote zware deur en sta ik middenin mijn oude vertrouwde gangpad. Door het lawaai wat ik maakte kruipen de wezens die in de cellen opgesloten zitten weg. Ik glimlach even en ren dan snel door naar Jaimy. Hij ijsbeert door zijn eigen vertrekje. Pas als ik kort en onschuldig hoest, kijkt hij op. Met een brede glimlach komt hij naar de stalen buizen gelopen. 'Magel...' zegt hij zachtjes. Ik grinnik en loop door de tralies heen. Algauw voel ik twee sterke armen om me heen en twee zachte lippen op de mijne. 'We moeten hier weg' zeg ik nadat ik me uit de kus heb verlost. Jaimy knikt instemmend. In een vloeiende beweging pak ik Jaimy's hand vast en trek ik hem mee zijn cel uit. 'Gaaf! Dat wil ik ook kunnen' zegt hij als we in het gangpad staan. 'Sorry, alleen voor Special Angels' grap ik. Jaimy gniffelt.

'Sorry als ik jullie momentje onderbreek' zegt een plotselinge stem. Tegelijkertijd draaien Jaimy en ik ons om. Daar staat Damon, leunend tegen mijn oude cel. 'Jij' sist Jaimy. 'Hallo oude vriend,' zegt Damon grijnzend. 'Zo te zien heb je je volgende slachtoffer gevonden?'. Ik frons. 'Slachtoffer?' zeg ik zonder woorden te gebruiken. 'Ik was bijna dood door jou!' schreeuwt Jaimy. Ik zet een pasje naar achter. Damon zucht even en zet dan een stap onze kant in. 'Nee, mijn vriend, jij was bijna dood door jouzelf'. Jaimy ademt diep in en uit. Als ik het goed begrepen heb, hebben die twee een heftige geschiedenis samen. Ik kijk naar Jaimy. In zijn armen en nek komen scheuren die zich vertakken naar kleinere groefjes. Zijn ogen worden lava kleurig en op zijn rug vormen zich twee koolzwarte vleugels. 'Maar maar, Jaimy. Je weet dat je het nooit kan winnen van mij' zegt Damon op een spottende toon. Damon laat zichzelf transformeren naar zijn demon, en inderdaad. Hij is groter en ziet er sterker uit. Daar staan ze dan. Klaar om vuur met vuur te bevechten, een redelijk oneerlijke strijd als je het mij vraagt. Mijn hoofd zegt dat ik niet tussen twee uitermate gevaarlijke demonen moet gaan staan, maar mijn hart zegt van wel. Ik mag ze niet laten vechten, niet de enigste twee mensen die hier zijn en waar ik om geef. Ik haal diep adem en spreek mezelf snel wat moed in. Jaimy staat op het punt om aan te vallen. Nu is het mijn beurt. Met grote passen ga ik tussen beide staan. 'Ophouden!' roep ik en kijk van Damon naar Jaimy en weer terug. 'Zien jullie eikels niet wat je aan het doen bent?! Je wilt elkaar gaan bevechten midden in een gebouw met daarin rond de driehonderd andere wezens en een getikte vrouw van veertig!' zeg ik luid. Jaimy kijkt me verbaasd aan en Damon heb ik het zwijgen opgelegd. 'Dus, als jullie elkaar hier en nu willen afmaken, ga je gang. Maar ík ga me er niet mee bemoeien'. Ik kijk de twee stuk voor stuk aan. Geduldig wacht ik af en om nog wat bitcherig over te komen, leg ik mijn armen over elkaar. 'Ik ga met je mee' zegt Jaimy na een klein poosje dat bestond uit een akelige en ongemakkelijke stilte en schenkt me een scheve glimlach. Ik knik en richt mijn aandacht op Damon, die me wat onbegrijpelijk aanstaart. Hij zucht. 'Goed dan' zegt Damon uiteindelijk. Ik glimlach. 'Mooi zo' zeg ik en draai me om. Ik loop een paar meter vooruit terwijl ik mijn handen verplaats naar mijn zij. Ik ben ondertussen terug getransformeerd naar mijn mensenvorm, omdat ik liever mijn goede kant laat zien, dan mijn slechte. 'Magel, hoe ga je ze hier uitkrijgen?' vraagt Jaimy met een weet-je-wel-wat-je-doet-toon. 'Met jullie hulp' antwoord ik, nog steeds met mijn rug naar hem toegekeerd. Door mijn innerlijke plezier trek ik spontaan één mondhoek omhoog. 'Hoe dan? Ik bedoel, jij kan door dingen heen lopen, letterlijk' zegt Jaimy en komt naast me staan. 'En wij hebben alleen... Alleen... Onbruikbaar materiaal als krachten. Ik draai me naar hem toe en kijk hem in zijn lava kleurige ogen. 'O, kom op zeg,' zeg ik zuchtend 'dat doet er niet toe. Het gaat erom dat ze uit die verdoemde cellen geraken'. Jaimy knikt en loopt naar een willekeurige cel. Ik keer me naar Damon die, wederom, tegen mijn cel aangeleund staat. Ik wenk naar het gangpad achter me. 'Oké, oké, ik ga al' moppert Damon en loopt langs me af. Ik weet niet wat er met hem aan de hand is, maar hij lijkt anders, geïrriteerder, getriggerd door iets waar ik niet van af weet. Ik haal simpelweg mijn schouders op en loop naar Callie's cel. Ik hurk neer voor de tralies en kijk de kleine ruimte in. Niets, geen Callie. Ik laat mijn ogen felblauw worden en doe dan nog een poging. Daar zit ze, opgehoopt in de linkerhoek als een bang poesje in een mand vol honden. 'Callie?' zeg ik vragend. 'Magel' klinkt er zachtjes. Ik zucht opgelucht en sta op. Alsof het niets ik loop ik door de tralies heen en loop ik, in sloome pasjes, naar het arme meisje toe. 'Callie we komen je bevrijden,' zeg ik zacht, zodat ik haar niet laat schrikken. Haar grote hagedissen ogen schieten mijn kant op, maar wenden zich al snel weer van me af. 'Je kunt mee' zeg ik en steek een hand naar haar uit. Callie knikt langzaam en pakt ook langzaam mijn hand aan. Haar vingers met aan het uiteinde doorzichtige, scherpe en lange nagels, grijpen mijn pols vast.
En wederom trek ik haar langzaam omhoog. Als ze staat houd ik nog steeds haar hand vast. Callie draait haar staart om haar eigen middel. 'Je zult er niets van voelen of merken' zeg ik om haar gerust te stellen. Callie knikt enkel. Ik zucht diep. 'Goed dan, hier gaan we'.

{Hey lezertjes, even iets te zeggen. Ik denk dat ik geen Q&A doe, want er zijn te weining vragen. Natuurlijk wacht ik nog wel, maar er is dus kans dat de Q&A niet doorgaat. Sorry.
Xxxx Iris}

Engelen Van De Hel [✔]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu