Hoofdstuk 9

27 3 1
                                    

Plotseling horen we het geluid weer. Het is dichtbij.

Ik kan nu duidelijk horen dat het Gail is. Ze leeft dus nog. Maar ze klinkt als een jammerend dier dat pijn heeft. Hebben ze haar gemarteld? Wat hebben ze gedaan met mijn vriendin?

Ik voel me heel boos worden. Boos op Elizabeth en haar broer.

Gail is onschuldig. Ze heeft nooit iemand kwaad gedaan! Hoe halen ze het in hun hoofd om haar te beschuldigen van hekserij? Hoe halen ze het in hun hoofd om haar pijn te doen? Gail weet niets! Ze kan hun niets vertellen wat ze willen weten.

De boosheid geeft me een enorme kracht. Inmiddels rennen Jason en ik door de gangen met allebei het zelfde bezorgde, angstige en boze gevoel.

Het is net alsof ik zijn gevoel kan voelen!

Nog een kruispunt rechtdoor, dan een bocht naar links en dan zien we in de verte een gloed licht.

We rennen nu zo hard als we kunnen. Nooit geweten dat ik zo hard kon rennen op schoenen met hakjes! We rennen alsof ons leven ervan af hangt.

Het is niet ons leven dat ervan af hangt, maar dat van Gail. Dat weet ik nu zeker.

Ik voel geen pijn, ik voel niet dat ik buiten adem ben. Ik heb zoveel adrenaline in mijn bloed. Het enige dat ik voel is dat ik ren en dat ik nog harder moet rennen.

Dan komen we eindelijk in een ruimte waar licht brandt. We moeten even wennen aan het licht. Er branden hier diverse olielampen die aan de wanden hangen.

De ruimte is rond en er zijn 5 deuren. In het midden van de ruimte staat een soort van altaar.

Daar ligt iemand bovenop.

Het is Gail.

Er is verder niemand anders te bekennen.

We lopen op Gail af.

Ze ligt te kronkelen van de pijn.

"Gail!", roep ik, "Gail ik ben er. Wat is er gebeurd? Kun je me horen?"

Ik hoor haar kreunen. Ze probeert iets te zeggen, maar ik kan het niet verstaan.

Ze heeft haar ogen dicht en kreunt nog een keer.

Ik pak haar handen vast en breng mijn gezicht dicht bij de hare.

Dan voel ik iets in mijn handen. Net alsof er iets stroomt. Een soort tinteling.

Jason trekt zijn jas uit en legt die over haar heen.

Gail lijkt iets rustiger te worden. Ze doet haar ogen open en kijkt me aan.

"Ineens kreeg ik iets voor mijn mond en werd ik van mijn stoel getild door iemand.", zegt ze met een heel zachte stem. "Ik probeerde me te verzetten, ik probeerde te schreeuwen. 1x lukte het me om jouw naam te roepen. Maar ik was bang dat je het niet zou horen, er was zoveel herrie. Toen waren we ineens in een koude ruimte, een soort gang. Ze waren met z'n tweeën en liepen heel snel."

"Wat hebben ze met je gedaan?"

"Ze legden me hier neer, schenen met hun zaklampen in mijn gezicht. Ik kon ze niet goed zien, maar ik weet zeker dat het die Elizabeth was met die andere man, die naar ons keek. Ze stelden me allemaal vragen. Wilden het recept weten van de toverformule. Ik weet helemaal niets van een toverformule! Ze noemden me een heks!"

Het kost haar moeite om door te gaan.

Ze slikt een paar keer en vervolgt: "Ze zeiden: "Je gaat eraan heks!". Ze gaven me iets te drinken. Ik dacht dat het water was, maar het smaakte heel bitter. Ik heb nu telkens krampen. Het doet zo'n pijn! Ik denk dat ze me vergif hebben gegeven."

De HeksenjachtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu