5

29 6 0
                                    

~Cheryl~
In een rap tempo reed ik door de boomgaarden. De kersenbomen hingen vol prachtige roze bloesems en ze verspreidden een heerlijke geur. Ik snoof een keer diep en nam de zoete weeeige geur in me op en keek vol bewondering naar alle tinten roze om me heen. Wat hield ik toch van de boomgaarden. Nives, mijn witte hert rende enthousiast en behendig tussen de bomen door. Zijn vacht was zo wit als sneeuw en een zeldzame verschijning. Zijn gewei, gemaakt van takken van de kersenboom met de mooiste bloesems erin, bewoog wild op en neer bij elke beweging. Ik klemde me stevig vast aan het zadel. Steeds sneller raceten we door de boomgaarden. De bomen veranderde al snel in een roze waas. De wind schuurde mijn wangen en speelde wild met mijn haren. Ik genoot intens en zou bijna vergeten met welk doel ik op weg was. Plotseling minderde Nives vaart. Zijn oren waren strak naar voren gericht en hij snoof onrustig. Ik aaide hem zachtjes over zijn zachte sneeuwwitte vacht om hem te kalmeren.
"Ssst, rustig Nives niks aan de hand"
Ik gaf hem de sporen en hij draafde behoedzaam verder. Zijn spieren waren nog steeds strak gespannen, alsof hij klaar stond om te vluchten. Even bekroop me een naar gevoel. Er zou hier toch niks op de loer liggen? Er liep een rilling over mijn rug. De boomgaarden zagen er opeens een stuk spookachtiger uit. Ik spoorde Nives nog eens extra aan. Ik wilde zo snel mogelijk weg hier. Het was nog een uurtje rijden naar de grens van het hof van de Amandelbloesem. Ik wilde graag voor het donker een overnachtingsplek vinden. Niemand wist precies welke wezens hier 's nachts ronddwaalde maar ik wilde er zeker van zijn dat ik er geen tegen zou komen. Opeens stopte Nives abrupt. Ik schoot naar voren in het zadel en moest moeite doen om te blijven zitten. Nives leek nog meer gespannen dan net. Hij snoof onrustig en ik voelde zijn ademhaling razendsnel op en neer gaan.
"Wat is er toch Nives? Kijk maar niks om bang voor te zijn."
Ik wist niet of ik dit zei om Nives te kalmeren of om me zelf gerust te stellen.
En toen rook ik het. Een geur van rottende bladeren en verdorvenheid drong mijn neusgaten binnen. Het was alsof ik naast een berg rottende lijken stond. De geur was misselijkmakend en er schuilde iets van duisternis in. Mijn hart ging razend snel te keer. Dit was niet goed. Alles in mij schreeuwde: WEGWEZEN HIER!! Ik gaf Nives paniekerig de sporen, maar hij weigerde ook maar een stap verder te zetten.
"Kom nou, alsjeblieft!" Smeekte ik compleet in paniek.
Het gevoel dat er iets op ons loerde werd steeds erger. Mijn hand klemde zich stevig om mijn kersenhouten dolk. De wind trok aan en klonk als een spookachtig geloei. De haartjes over mijn hele lijf gingen recht overeind staan. De takken van de kersenbomen zwiepten wild op en neer. De omgeving leek in een keer veel donkerder geworden. De wind blies blaadjes zwarte bloesem in mijn gezicht en de stank werd nog erger. Zwarte bloesem?! Angstig keek ik op naar de kersenbomen voor me. Mijn adem stokte in mijn keel. De prachtige roze bloesems hadden plaats gemaakt voor verrotte zwarte bladeren. Sommige bloesems hadden alleen maar zwarte randen, alsof de duisternis er langzaamaan insloop. Maar hoe verder ik keek hoe zwarter de bomen werden. Het was een duister tafereel. En die geur. Ik ging zo wat over mijn nek. Er ging een rilling door mijn lijf. Dit was het werk van duistere krachten. Wie had dit in godsnaam op zijn geweten? Ik wilde er niet aan denken wat diegenen nog meer konden aanrichten. Ik had zo het gevoel dat dit nog maar het begin was. Nives begon nerveus op en neer te dribbelen. Ik zelf voelde pure angst. We moesten zo snel mogelijk weg hier. Ik pakte de teugels strak vast en draaide Nives abrupt om. Hij spurtte meteen in volle vaart weg. Weg van deze verdorven plek.

Doodmoe kwam ik aan bij een nogal vervallen herberg. Het was een enorm lange reis geworden. De zwarte kersenbomen leken zich telkens in de buurt van de grens met het hof van de Amandelbloesem te bevinden. Steeds als ik er in de buurt kwam rook ik al vanaf verre weg de misselijkmakende geur van verrotting en duisternis. Nives weigerde om er ook maar bij in de buurt te komen en daar was ik het helemaal mee eens. Er zat niks anders op dan om te rijden en via de grens met het hof van de Perzikbloesem, het kleinste van de drie bloesemhoven, mijn reis te vervolgen. Het was uren rijden naar het hof van de Perzikbloesem. Al was ik enorm opgelucht dat daar geen zwarte bomen stonden en dat het er gewoon naar een mengeling van perzik en kersen rook. De boomgaarden met perzikbomen stonden echter veel dichter op elkaar. Toen de schemering begon in te vallen, leek zich in elke hoek wel een gevaar de verschuilen. Ik had de hele tocht krampachtig en angstig om me heen speurend op de rug van Nives gezeten. Lachwekkend eigenlijk. Een sluipmoordenaar die bang was in het donker. Maar ik kende de verhalen van vage kooplieden over gloeiende ogen en flikkerende tanden in de donkere bossen. Alles zag er eng uit in het donker.
Ik wilde de hoop op een slaapplek  al opgeven toen de duisternis begon in te vallen. Ik reisde altijd via het hof van de Amandelbloesem en kwam zelden in dit hof. Gelukkig was ik op dit kleine, nogal smerige herbergje gestuit.
Het was oud en vervallen maar een betere optie had ik niet.
Ik zette een vermoeide Nives in de oude muffige stal met andere rijdieren naast de herberg en liep naar binnen.
Toen ik de deur opende, sloeg de stank van ongewassen lijven en goedkoop bier me in het gezicht. De herberg leek op het eerste gezicht meer een soort kroeg. Aan de muur hingen afgehakte dierenhoofden. Overal stonden grote pullen waarbij het bier over de rand klotste. Aan de versleten tafels zaten vieze, ruw uitziende mannen. Een van hen lachte naar me met een mond vol rotte tanden. Ze keken allemaal grijnzend naar mijn borsten en mijn kont. Een van hen waagde het zelfs naar me te fluiten. Ik wierp hem mijn dodelijkste blik toe. Meteen wendde de man doodsbang zijn gezicht af. Ik grijnsde. Ik liep naar de bar waar op een viezig bordje "herberg de rotte Mispel" stond geschreven. Ik mepte een paar keer op de verroeste bel waar nauwelijks geluid uit kwam. Een chagrijnige man met een bierbuik en vettige haren kwam van achter een groezelig gordijn naar de bar gelopen. De herbergier nam ik aan.
"Wat mot je" vroeg de herbergier terwijl hij me fronsend aankeek. Er zouden wel niet vaak vrouwen in zijn 'herberg' komen.
"Een van je kamers om de nacht door te brengen" antwoordde ik zo neutraal mogelijk. Ik voelde nog steeds de ogen van de vieze mannen in mijn rug prikken.
De herbergier trok zijn wenkbrauwen op.
" 'T spijt me meissie, maar we hebben alleen nog een tweepersoonskamer en ik kan je niet beloven dat je geen gezelschap krijgt vannacht" zei hij wijzend naar de mannen achter me.
Ze begonnen goedkeurend te grinniken.
Voordat de herbergier maar met zijn ogen kon knipperden, stond mijn mes al op zijn keel.
"Doe me die tweepersoonskamer maar. En als ik ook maar één keer lastig gevallen wordt, zal deze herberg voor zonsopgang rood kleuren van het bloed. Begrepen?"
De hele herberg was doodstil. De herbergier knikte driftig en gaf me snel de sleutel van de kamer.
"A-alstublieft" stotterde hij.
Mijn mes had ik inmiddels weer keurig opgeborgen. Met mij viel niet te spotten.
"O ja, ik lust trouwens ook nog wel een biertje" zei ik met een knipoog.
Niemand die meer een opmerking durfde te maken.
Met een gevulde pul bier in mijn handen liep ik de krakende trap op naar mijn kamer. De kamer rook wat muf en er zaten wat vage donkerrode vlekken in het tapijt. In de hoek stond een kapotte schemerlamp en het bed zag er niet al te stevig uit. Maar het maakte me voor nu even niet uit. Doodop plofte ik op het bed neer. Het kraakte een beetje maar voor de rest was het prima. Nog voordat ik mijn bier ophad, viel ik in een diepe slaap. Dromend over Evan, alle onschuldige mensen die ik had vermoord en zwarte kersenbomen.

Een piepend geluid deed me opschrikken. Even moest ik me bedenken waar ik ook alweer was. De herberg. De deur stond op een kiertje en een kleine lichtstraal scheen naar binnen. Shit. Ik was zo moe dat ik vergeten was de deur dicht te doen. Plots hoorde ik voetstappen. De deur zwaaide een nog klein stukje open. De idioten. Ik had ze nog zo gewaarschuwd geen bezoekje aan mijn kamer te brengen. In het donker rolde ik met mijn ogen. Mannen, ze bleven altijd hetzelfde. De deur ging weer een stukje open en een schaduw gleed de kamer binnen. Ik pakte snel en onopvallend mijn kersenhouten mes van onder de dekens. Ik hield me slapende. Het was zoveel leuker om ze te laten schrikken en daarna hun kelen door te snijden. Ik hoorde de voetstappen aarzelend mijn kant op komen. Ik klemde het handvat van mijn mes stevig vast. Ooh, deze man zou zoveel spijt krijgen dat hij het gewaagd had mijn kamer binnen te komen. De persoon in de kamer stopte plots met lopen. Ik hoorde zijn ademhaling vlak naast me. Nog heel even. Ik voelde het bed lichtjes bewegen door het gewicht van de man. Nu.
Met een stille precisie sprong ik op met mijn mes in de aanslag. Ik drukte het tegen de keel van mijn slachtoffer. Ik wilde de viezerik die het waagde bij me ik de buurt te komen nog een keer in de ogen kijken voordat ik hem doodde. Gewoon, omdat het kon. Ik keek op en mijn mond viel open van verbazing. Ik keek recht in de angstige ogen van het knapste meisje dat ik ooit had gezien.

Cherry Blossom sagaWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu