~Hoofdstuk 17~

42 3 5
                                    

Mijn ogen vestigden zich op de stenen huizen, die zich iets verder van ons vandaan bevonden. Daarna gleden mijn ogen door naar het zand en de zee, die de warme zon weerspiegelde.

En toen vingen mijn ogen haar nieuwsgierige blik weer op en ik besefte me dat ik haar een antwoord moest geven.

Maar hoe? Hoe kon ik het haar vertellen zonder het nog moeilijker te maken dan het al is?

Ik kuchte. "Ik weet niet hoe ik het je kan vertellen. Aan de ene kant ja. Ik wil niet meer alleen zijn. Als ik met jou ben voel ik de vreemde duisternis die zich op dit moment in mijn hoofd bevindt even niet. Maar aan de andere kant, nee. Ik moet deze reis eigenlijk alleen maken. Je reist wel met me mee, maar alsnog reis ik eigenlijk alleen."

Mia keek verward, wat betekende dat ik het wel veel te moeilijk had gemaakt. Ik greep haar hand stevig vast. "Vertrouw me alsjeblieft." mompelde ik.

Mia keek nog steeds verward, maar ze knikte toch. "Oké." zei ze zachtjes. "Ik ga je nooit begrijpen. Hoe langer ik met je reis, hoe minder ik je leer kennen."

Ik zuchtte. "Zie het niet zo."

"Het is zo." Ik zag de pijn in haar ogen. Waarom kon het haar zoveel schelen hoe ik me voelde?

Toen voelde ik een opwelling in me opkomen en ik boog naar voren. "Beloof me dat je niet weggaat." fluisterde ik, met mijn gezicht een paar centimeter van het hare af.

Mia gaf me een glimlach en greep mijn hand. Ze vouwde haar pink samen met de mijne. "Beloofd." glimlachte ze.

Ik glimlachte ook. Het voelde goed zo.

"Dank je wel. Ik weet hoe raar het is dat ik dat plotseling van je vraag." zei ik.

Eigenlijk wist ik wel meer. Ik wist dat ik haar toekomst verpestte. Ik zorgde ervoor dat ze niet naar school ging, in plaats daarvan ging ze met mij meereizen.

Ik merkte dat ik nog steeds heel dichtbij haar gezicht was met mijn hoofd en ik werd rood. "Sorry." mompelde ik en ik schoof weg.

"Zullen we gaan?  De bus die we moeten hebben gaat zo weg." Zei ik en ik stond op en klopte het zand van mijn broek af. Mia deed hetzelfde en toen pakte ze mijn hand.

Ik keek naar haar. "Er is bijna niemand, je kunt me niet kwijtraken."

Mia bloosde. "Het is zodat jij mij niet kwijtraakt."

Ik wist wat ze bedoelde. Als ze mijn hand vasthield, wist ik dat ze niet weg zou gaan. Het gaf me een warm en goed gevoel. "Dank je."

Ze glimlachte alleen maar. We liepen snel door naar de stad en het begon alweer donker te worden. Hebben we de hele dag op het strand doorgebracht? Blijkbaar.

We kwamen aan in een drukke straat en toen zag ik het busstation. "Daar is het." Ik wees naar het bushokje aan de overkant van de straat.

Mia keek geschrokken. "De bus! Hij gaat wegrijden!" gilde ze en ze begon de straat op te rennen.

Maar toen ze begon te rennen zag ik het. Maar zij zag het niet. De auto die met volle vaart op haar af kwam rijden.

"Mia!" schreeuwde ik. Het voelde verrassend veel als mijn droom. Dit kon niet gebeuren.

Voor een kort moment was ik in shock, maar toen voelde ik mijn instinct het overnemen. Mijn benen zetten zich af van de grond en verplaatsten zich snel in de richting van Mia.

Ik kon niet alleen zijn.... Ik kon niet alleen zijn!

Ik hoorde de auto toeteren, maar dat was een achtergrond geluid. Ik zag alleen Mia, die met een geschokt gezicht naar de auto staarde. Waarom bewoog ze niet? Ze moet daar weg!

Binnen een seconde was ik bij haar en ik greep haar bij haar schouders en duwde haar voor de auto weg. Net op tijd. Als ik ook maar één seconde later was geweest, had ze er niet meer geweest.

Ik viel voorover, bovenop Mia, die met haar rug op de stoep belandde. Ze had haar ogen wijd open gesperd.

Ik probeerde weer op adem te komen, terwijl ik in haar ogen staarde. Toen voelde ik een opwelling komen.

Ik boog mijn hoofd naar beneden en drukte mijn lippen op haar voorhoofd.

Wat deed ik? Dit was het stomste idee ooit! Ik werd rood en boog snel weg van haar.

Ze sperde haar ogen nog verder open. "Jungkook?" fluisterde ze.

Ik rolde van haar af en ging snel overeind staan. Ik stak mijn hand naar haar uit en ze greep hem.

"Wat was dat?" vroeg ze geschokt.

"Dat was een auto." zei ik, erom heen draaiend. Ik wilde mijn fouten niet toegeven. "Een auto die je had kunnen aanrijden! Je had me beloofd om nooit weg te gaan en nu deed je het bijna!" Ik schreeuwde het bijna, denkend aan de pijn die het me had kunnen doen.

Ik zag dat er tranen over Mia's wangen rolden, nu ze bijgekomen was van de shock. "I-ik..." Ze leek het zich nu eindelijk te beseffen. Ze had wel dood kunnen zijn.

"D-dankjewel..." fluisterde ze en ze sloeg haar armen om me heen en legde haar hoofd in mijn nek. Ik voelde haar tranen over mijn nek glijden.

"Ssst, het is oké, het is oké." Ik greep haar nog steviger vast.

Toen hoorden we een andere stem. "Komen jullie nog?" Riep de buschauffeur.


Lost Stars (Jeon Jungkook ff)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu