2) ik, Maria

39 4 3
                                    

Ik heb zitten zeuren over m'n famille, maar nog niet over mezelf.
Ik ben Marie. Kort van Maria-Anna-Gertruda.

Ik woon dicht bij de statie* van Leuven. En da's gelukkig ook niet ver van't centrum. Maar ja, zo groot is Leuven nu ook niet.

Drie kinderen, een gehandicapte vader en een dode echtgenoot. Daar moet ik de zaak van runnen. De zaak, da's ons slagerij. Geen grote, maar wel 'n goeie. Ik heb gasten uit de stad die voor mij slachten, ik doe de verkoop. Ge kunt niet altijd alles zelf doen. 't Is niet dat ik niet geprobeerd heb, maar met drie kinderen aan je been ben je met een kapmes niet geschikt voor goed werk.

Leuven is geen stad zoals Brussel, of Antwerpen misschien. Iedereen woont binnen de oude stadsmuren. Leuven groeit niet. Ge bent in Leuven en dan plots in 't platte land. Allez, niet dat 't hier zo plat is, 't Hageland glooit. Maar van die lelijke krotten aan de stadsrand, da's niet voor hier.

Misschien was dat wel iets beter geweest. Dan hadden we 'n goei* waarschuwing g'had. Maar ja 't is wa 't is.

'k Moet stoppen met zeuren, ge zijt hier om te weten wat er gebeurd is. Da's u goeiste* recht, anders zou ge hier ni zijn.

We zullen beginnen op 10 mei van 't jaar 1940.

Zie maar da ge op 'n stoel zit, ge zou anders wel es kunnen om vallen van't verschieten.

* station

* goede

* beste

De Slag om Leuven (Leuvense versie)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu