Deel 16

476 35 4
                                    

"Niemand mag dit weten," was het eerste wat door mijn hoofd ging toen ik in een vreemd bed wakker werd. Ik knipperde een paar keer met mijn ogen, die maar moeilijk opende, en keek om me heen. In mijn achterhoofd zat een stekende pijn die erger werd toen ik naar het felle licht dat door het raam van de ziekenzaal heen scheen. In de ziekenzaal was alles, net zoals buiten, wit. Ik wreef over mijn pijnlijke hoofd en vond een verband. Ik wilde net weer in de zachte kussens vallen toen ik de zuster hoorde.

"Oh, goed meisie, je bent wakker." Ik keek haar verbaast aan, in mijn hoofd niet meer dan een dikke grijze mist.

"Ik dacht dat je nooit meer wakker zou worden, je hebt zo twee dagen geslapen... nou, dat zeg ik nou wel zo, maar dat weet ik eigenlijk niet zeker. Misschien anderhalf, een en driekwart?" Nu gaapte ik haar aan.

"Ja, ja, door de bibliothecaresse zelf gebracht. Zo'n bult op je achterhoofd," ze gebaarde met haar handen hoe groot precies, hoewel ze leek te overdrijven.

"Ja, daar zal je me nog wel eventjes last van hebben, hoor. Flink slaap tekort ook en daarnaast jezelf goed uitgedroogd. Je moet beter voor jezelf gaan zorgen, in dit soort toestanden-" ze was even stil. "Maar als je morgen weg wil om je lessen te volgen, dan mag dat ook gewoon hoor, meisie." De manier waarop ze me aansprak irriteerde me, maar ze leek aardig dus ik er niks van.

Ik mompelde, "dankjewel," en viel weer terug in mijn kussen, en niet veel later viel ik ook in slaap.

X

Ik werd wakker in een gebouw met stenen muren. Het was hier ijskoud. Ik keek om me heen en stond op van de ijzige vloer waar ik op had gelegen. Ik schudde mijn hoofd heen en weer, een stekende pijn kwam opzetten zodra ik dit deed. Ik draaide me om om de volledige kamer te bekijken. Het was een grauwe ruimte. Door het vieze raam kwam maar een klein beetje zonlicht en, door een barst in het glas, klimop. Ik draaide terug, naar de muur met de deur erin. Ik opende de deur, wat niet ging zonder veel gepiep en gekraak. Ik tuurde door een lege gang, waar de muren elke paar meter ruimte maakte voor een deur zoals die die ik net geopend had. Ik liep door de gang heen en verwonderde me over de oneindigheid van deze.

Na wat eeuwen leek, kwam ik aan bij een trap die omlaag draaide. Ik stapte voorzichtig op de treden, mijn voetstappen galmend door de lege gangen. Eenmaal beneden zag ik een grote hal. Hij was overwoekerd met wilde bloemen die de gang een magische sfeer hadden kunnen geven, als deze niet zo verweerd was geweest. Door een gat in het dak vlogen vogels naar binnen en naar buiten, ze nestelde waar ze maar wilden. Het was alsof hier een bom af was gegaan en de natuur het over had genomen. Ik liep naar de overkant van de hal, waar ik een kleinere deur spotte. Ik opende de deur en werd verblind door een fel licht. Ik hoorde ver bij mij vandaan stemmen.

X

Ik knipperde en opende mijn ogen.

"Ik snap het niet, we zijn ruim vijf maanden verder."

"Tja, blijvende schade treedt wel vaker op, maar op zo'n jonge leeftijd is het wel bijzonderders."

Hoewel ik de eerste stem niet meteen kon plaatsen, herkende ik de tweede meteen als die van de zuster.

"Maar is er dan niks tegen te doen?" Vroeg de vreemde stem.

"Nou, kijk, je kan altijd nog proberen hem te helpen herinneren, hoewel ik me kan voorstellen dat er dingen zijn die hij misschien liever niet zou herinneren," antwoordde de zuster.

"Ik- ik weet het niet, het lijkt echt alsof hij verandert is. Ik snap niet waarom?" Stotterde de stem.

"Ach, meisie, rustig maar. Soms duurt het wat langer tot het geheugen volledig terug is. Geef het nog een maand, dan pas kunnen we echt van blijvende schade spreken." Probeerde de zuster de sten te kalmeren. "Het is al laat, ga maar terug naar jullie kamer, probeer wat te slapen."

Een paar voetstappen liep weg, de zuster zuchtte, zei: "arm kind," en liep toen naar mij toe. Vlak voordat ze het gordijn dat om mijn bed heen zat opende, sloot ik mijn ogen. De zuster nam enkel mijn temperatuur en liep toen weer weg.

X

Ik stond weer in de hal. Ik wist niet waarom of hoe, maar ik wist zeker dat het de hal was. Ik keek om mij heen. De hal was laag en smal, ik wilde terug keren, maar iets zorgde ervoor dat mijn voeten mij verder de hal in droegen. De hal leidde naar een trap, die ik beklom, hoewel ik het niet wilde. Mijn hart klopte snel. Ik had nooit last gehad van claustrofobie, maar deze ruimtes werkte op mijn zenuwen. Ik klom de trap op zonder te stoppen. Wanneer ik langs een raam liep, tuurde ik naar buiten, waar eindeloos boomtoppen te zien waren. Ik liep en liep, steeds kwam ik hoger en hoger, tot ik een nieuwe deur bereikte.

De deur was niet zoals die die ik eerder had gezien. Deze was rond aan de bovenkant, terwijl de andere rechthoekig waren geweest. Wel piepte de deur net zo veel als de anderen, het geluid was nog net te horen over mijn hartslag heen. Ik liep de kamer in. Er stond niet veel in de kamer, maar de muren waren bedekt met eindeloze boekenkasten. Ik liep naar een toe die mijn aandacht trok door een groot boek dat met gouden letters beschreven was. Ik pakte het boek vast, trok het tussen de andere boeken uit en zag dat er een klein blokje bovenop lag. Het was nikst bijzonders, enkel een houten blokje, maar het kwam mij bekend voor.

Plotseling werd ik naar achter getrokken door een onzichtbare kracht. Het boek landde met een doffe plof op de grond. Ik keek om me heen, maar zag niks. Ik opende mijn mond, maar was niet in staat om te gillen. Ik bleef naar achteren gaan.

Net zo plots als het was begonnen stopte het weer. Ik stond stil, over mijn rug liepen straaltjes zweet. Ik deinsde verder achteruit, bang van de kamer. Ik botste met een rand, de rand van het raam. Ik probeerde mijn evenwicht te herstellen, maar het leek niet mogelijk. Hoe meer ik voorover probeerde te leunen, hoe verder naar achteren ik ging. Mijn rug botste tegen het raam aan, gefrustreerd en bang begon ik me af te zetten tegen de randen van het raam, maar voor ik het wist brak het glas. Mijn handen schraapte langs het venster kozijn en ik viel naar buiten, de scherven van het raam vielen achter mij aan. Ik probeerde te transformeren, maar het lukte niet. Ik bleef vallen en vallen tot...

Ik werd met een schok wakker. Ik lag niet op de grond. Ik lag in een bed. Mijn rug voelde nat aan. Ik probeerde uit bed te klimmen, maar mijn hoofdpijn kwam terug. Ik keek de kamer rond. Het was niet zo donker als het normaal was. Door de lichte sneeuw was de lucht buiten niet zwart, maar bijna paars. Ik staarde ernaar tot ik genoeg kalmeerde om terug in slaap te vallen.

X

Pas de volgende dag, toen ik mijn tas terug kreeg van de zuster, herinnerde ik me waarom ik in de ziekenzaal was geëindigd. Ik had niet zomaar een slaap tekort gehad. Ik kreunde toen ik de papieren uit mijn tas trok. Waarschijnlijk wist ik de helft nog niet eens en tot ik meer wist zou ik niks tegen niemand zeggen.

———————————————-
:) - shoutout naar @Garondus die me heeft helpen herinneren dat ik moest updaten. Dankuwel.

Tot schrijvens - L

Wings of SilverWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu