Hoofdstuk 5

17 3 0
                                    

Twee dagen waren verstreken. Neko en Timo deden hun best om voedsel bij elkaar te halen (geroosterde monster beer was geen succes). Nouk bracht haar tijd door naast de gewonde Roodkapje. Ze wist eigelijk niet meer wat ze kon doen. Alle geneeskrachtige kruiden die ze kon vinden had ze gebruikt maar door het verband lekte steeds opnieuw bloed als Roodkapje zich bewoog. Het was eigelijk een wonder dat het meisje nog leefde. Nouk had de mantel af moeten doen, anders was die in de weg gaan zitten bij het verbinden van de wond. Nu haar gezicht niet meer verborgen was zag ze er jonger uit. Ondanks de ziekelijke uitstraling.
Die dagen had Roodkapje praktisch geen geluid gemaakt of bewogen. Nouk schrok dan ook toen ze begon te kreunen. De schemering treed net in en Nouk wouw de jongens waarschuwen maar die waren nog op jacht, alleen de paarden waren nog in de buurt.
Het kreunen werdt heftiger en haar lichaam begon te schokken.
Nouk zetten onwillekeurig een stap achter uit.
Het gezicht van Roodkapje werdt zo mogelijk nog witter. Plots vlogen haar ogen open en hapte ze wild naar adem. Ze wouw gaan zitten maar greep gelijk naar haar zij van de pijn.
Nouk dwong haar om weer te gaan liggen.
'Nee nee nee. Ik moet hier weg. Nu.' Zei bijna smekend. Terwijl ze zwakjes Nouk tegen werkte. Zwakjes klauwde Roodkapje naar haar handen. Toen de meid haar ogen nog dicht had, had ze een soort rust uit gestraald. Nu haar ogen wijd open stonde leek ze een soort van gek, vooral door dat rode oog wat haast licht leek uit te stralen. 'Alsjeblief haal me hier weg, alsjeblieft.' Roodkapje sprak zwakjes haast onverstaanbaar maar toch dwingend.
Daarna werdt ze onder Nouk handen slap met haar ogen nog steeds wijd open. Nouk vond het een akelig gezicht. Het werdt nog erger toen Roodkapje haar mond opende en sprak met een stem die niet de hare was:

'Één team zonder macht,
Twee landen zonder kracht,
Drie legers zonder moed,
Gelijk aan vier levens voor het goed.

Één persoon in vogelvlucht,
Tegen de ander met zeelucht,
De volgende met leeuwenmoed,
Maar kattig gedrag voor het goed,
De laatste van de zeven,
Niet eens een echt wezen'

Ze voelde zich beroerd. De waas die als mist was op gekomen verdween voor haar ogen en ze zag Nouk naast haar zitten. 'W-wat zei je' Nouks stem beefde van de spanning. Roodkapje keek haar ongelovig aan. 'Niks, toch?' Ongelovig schudden Nouk haar hoofd en liep weg uit Roodkapjes haar gezichtsveld. Haar zij deed ongelofelijk veel pijn. En met elke beweging werdt het erger. Toch was ze vast besloten om op te staan. Allemaal heel leuk en aardig dit gedoe, maar ze hadden er nog minder aan als ze werden op gegeten door Orks. Ze gaf Nouk niet de kans om haar terug te duwen en stond zo snel mogelijk op. De wereld golfden even voor haar ogen.
De deur vloog open, Timo en Neko waren terug. De twee keken verbijstert toen ze haar zagen staan. toen ze vertrokken balanceerde ze nog op het randje van de dood.
'Maak de paarden gereed we gaan.' Ze probeerde normaal te klinken maar het leek meer op een soort gefluister.

Ondanks dat ze eerst hadden geprotesteerd waren ze nu weer op pad. Neko geloofde dat ze er bijna moesten zijn, maar is het heuvel achtige landschap was nergens iets te beken wat op een graafschap leek. Alleen de goed onderhouden zandweg toonde aan dat hier nog leven was. Karrensporen waren nog duidelijk zichtbaar.
Naast hem ree Timo, die in gesprek leek te zijn met zijn rat. Neko maakte een minachtend geluid en kreeg als antwoord een tik van de zijn kat. Alsof die wouw zeggen: jij praat ook tegen mij, prutser. Neko keek het zwarte beest boos aan maar moest toegeven dat die gelijk had.
'We zijn er!' De stem van Roodkapje haalde hem terug naar het heden. Ze hielde halt en Nouk kwam naast hem staan. Alleen Roodkapje beweerde dat er iets was. De andere drie kijken nieuwsgierig om zich neem maar in de wijde omgeving was er niks te bekennen.
'Gaat u voor.' Zei ze van onder de kap van haar mantel. Neko keek de mensen naast zich aan en spoorden vervolgend aarzelend aan naar stap. De andere volgde al even aarzelend.
Toen gebeurde er alles te gelijk. Eerst hoorde hij het geluid van paarden hoeven die op stenen tikte. Gevolgd door een tintelend gevoel dat zich verspreiden over zijn hele lichaam. Hij hoorde stemmen, gekwetter van vogels en loeiende koeien. Het leek of hij wakker schrok uit een droom en zijn ogen opende want ze stonden onder de poort van een bruisende stad.
Een man met een huid gebruind door de zon en een blonde bos haar en een baard, waar duidelijk grijze haren door te zien waren. Kwam op hun af gesneld met zijn armen geopend als of hij de drie het liefst zou willen omhelzen. 'Welkom! Welkom, vrienden fijn dat jullie zijn gekomen. Geeft je paarden maar aan de stal jongens en ik zal jullie een rondleiding geven!'
Neko wouw net vertellen dat de man het mis moest hebben maar Timo sprong al dankbaar van zijn rijdier af. 'Dank voor uw gastvrijheid meneer, fijn u te ontmoeten' zijn Timo terwijl hij vrolijk de hand schudden van de man. 'Ik ben Timo, en dit zijn Nouk en Neko.' Ratelde hij veder terwijl de twee van hun paard kwamen.
'Volg mij maar vrienden.' de man draaide zich om en beende weg.

De jongens volgde al maar Nouk draaide zich eerst nog een keer om, om te kijken waar Roodkapje bleef. Die had duidelijk een niet zo vrolijk gesprek met een man in wapen uitrusting. Ze twijfelde maar toen Timo haar riep besloot ze dat het meisje haar hulp de afgelopen dagen al genoeg had gehad.
De rondleiding was geweldig, Nouk geloofde haar ogen niet. Letterlijk. Deuren die vanzelf openzwaaide, ramen die zichzelf leken te wassen en mensen die een paar centimeter boven de grond zweefde. Nouk kon er geen logische verklaring voor vinden en weigerde te geloven wat het meest voor de hand lag. Magie. Zelfs voor het feit dat er eerst niks was en vervolgend een hele stad probeerde ze een menselijke reden te vinden.
De wijken hadden een vreemde collectie aan huizen. Sommige waren van hout en stro gemaakt. Andere leken op de handelspanden uit Roski, sommige hadden wel vier verdiepingen en waren versierd met blad goud. Wat het meeste op viel waren de mensen en dieren. Ieder persoon leek een dier bij zich te hebben. Koeien, geiten, Honden, slangen en vogels. Je kon het zo gek niet bedenken en het was er. Boven zich hoorden ze Nika krijsen. Die beviel het ook zo te merken.
De rondleiding eindigde bij een groot gebouw met velen torens. Dat gebouw vormde het middel punt van de stad. 'Komt u maar' de oude man zwaaide met ze arm en de zware deuren opende zich. Het viertal liep een zaal in met aan alle kanten trappen. Toen Nouk omhoog keek zag ze nog meer trappen of er geen eind aan kwam. Nika vloog naar binnen en landen op haar hand. De stemming van het dier was duidelijk omgeslagen en probeerde haar nu iets duidelijk te maken. Alles was Nouk uit de lichaamstaal van de vogel af kon lezen was: groot, hond, weg, ruzie. Nika had door dat ze niet werdt begrepen en vloog naar de achterkant van de zaal. De andere dieren gedroegen zich ook vreemd. Nekos kat was aan het blazen en had een dikke staart opgezet.
'Verdomme Snorris,!' Timo wapperde met de hand waarin de rat zojuist had gebeten.
De oude man stond nog steeds te grijnzen. 'Hey hier blijven dom beest!' Snorris had de benen genomen. Dat was voor de zwarte kat meer dan genoeg rede om er achter aan te gaan.
Timo en Neko sprinten achter hun dieren aan en de oude man zei niks. Met nog steeds die grijns op zijn gezicht.
Plots stopte de rat en kat als versteend bleven ze staan vlak bij de achter wand van de zaal. (Zon beetje de enige plek in de zaal waar geen trappen waren) Timo en Neko keken elkaar verbaast aan en keken vervolgens wat er aan de hand was. Twee meter veder op stond ook Nika roerloos.'Nouk?' Toen ze Timo hoorde wist ze al dat er iets mis was. Toen ze naast haar vrienden stond zag ze ook wat er niet klopte. In een donker nis af gesloten met dik glas stond een wolf. Een enorm beest half gehuld in schaduwen staarde hun aan. De wolf had een spier witten vacht maar van het puntje van zijn staart tot zijn neus had het een grijze streep. Ook rond de ogen was het donkerder (Te minste bij het oog wat je zag) waardoor je het idee kreeg dat het dier door een vizier heen keek. De deur achter de drie ging piepend open maar niemand keek op tot die met een klap dicht sloeg. Roodkapje stond er met één uitgestoken hand die met de inmiddels bekende blauwe gloed was omringt. Haar andere arm hing naast haar lichaam alsof die gewond was ,als nog had ze er een zwaard mee vast geklemd.
Nouk keek toe hoe ze zich tot de oude man richte. Die nu niet meer stond te grijnzen.
'Geef haar terug.' Roodkapjes stem klonk als een zweepslag. De man schudde zwakjes zijn hoofd. Roodkapje bracht haar hand omhoog en de lucht om haar heen begon te zinderen. 'Ik zei: Geef haar terug! Dat was de afspraak waardeloze Graaf dat je bent!' Ze balde haar hand tot een vuist, energie raasde door de lucht, Nouk voelde haar oren suizen en daarna brak het glas wat hun gescheiden had gehouden van de enorme wolf.

animal whisperersWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu