Hoofdstuk 6

29 3 0
                                    

Het rinkelende glas had Snorris dan wel uit zijn shock gehaald maar Timo stond te trillen op zijn benen door het feit dat aan de ene kant een wolf stond groot genoeg om er op te rijden. Aan de andere kant Roodkapje die niet in haar humeur was.
Hij wist oprecht niet voor wat hij banger was. Met zijn rat in zijn handen schuifelde hij langs met zijn rug tegen de muur weg van de wolf. 'Daar heb je haar en vertrek nu! Ik hoef jouw gezicht hier nooit meer te zien.' De oude man probeerde macht uit te stralen maar dat mislukte waar door hij hoog uit wanhopig overkwam. 'Jij heb daar niks over te zeggen, ik wil iemand spreken die meer macht bezit.' Bij de woorden van Roodkapje snoof de man verontwaardigt.
'Ik ben de graaf. Ik heb het hier voor het zeggen!'
'Toch... zou ik graag even in gesprek gaan met de koning.'
Timo wist haast zeker dat ze gek was. Eerst een vrolijke oude man aanvallen (waar hij vooral tegen was omdat die man hem een diner had beloofd), beweren dat je even met de koning kan gaan babbelen en dan had hij het nog niet eens over de grote, niet vrolijke wolf die ze had vrijgelaten. Al was dat misschien niet expres. Het verbeterde zijn situatie niet. Timo had er een hekel aan als zijn situatie niet verbeterde. Al was het een lichtpuntje dat de giga wolf niet recht op hem af kwam. Helaas wel op de Graaf, als die niet zou worden verkreukelt onder Roodkapjes woede zou hij wel veranderen in een wolven kluif.
Je kon hem egoïstisch noemen of niet, maar Timo bat stilletjes dat geen van bijden gebeurde omdat hij anders zijn diner kwijt zou zijn.
De graaf stak ook zijn hand op die na enkele ogenblikken werdt omringt door een groene gloed. De lucht begon te gonzen. Groene en blauwe vonken knetterde door de lucht. Roodkapje en de man keken elkaar dreigend aan. Timo zijn benen trilde van angst (hij was trots op zichzelf dat hij bleef staan), Snorris kroop piepend naar zijn hol in de voering van Timo's jas.
Een slang, geen tuinslang maar een levende minstens twee meter lang glee uit de mouw van de Graaf. Timo had nog net de tijd om af te vragen hoe je zon groot beest in he mouw kon stoppen, voor hij flauw viel, van angst (als je hem er later naar zou vragen zou hij zeggen dat het door de gonzende lucht kwam).

De slang kronkelde sissend op de wolf af en richten zich vervolgend op zodat ze elkaar op gelijke hoogte aan keken. Vervaarlijk sperde het reptiel zijn bek open en klapte zijn tanden uit. De wolf gaf geen kik. Eerste draaide het beest zijn enorme kop richting Roodkapje en daarna weer terug naar de slang die dreigend begon te happen. Het beest reageerde met een grijns. Zon grijns die alleen wolven kunnen grijnzen alsof ze de toekomst al gezien hadden, al vele jaren meer ervaring hadden en veel meer werelden hadden gezien.
Toen leek het als of de tijd op was. De slang viel aan, een halve seconde daarvoor had Roodkapje haar vuist op haar doelwit gericht en geopend waardoor een bliksemflits van blauwe energie er op af vloog. Niet naar de man maar de slang, die vol geraakt werdt. De Graaf had de zelfde de handeling uit gevoerd maar omdat hij afgeleid werdt door Roodkapjes onverwachte actie miste hij haar. De groene bliksem van de graaf vormde een explosie waardoor hijzelf, de slang, Neko en Nouk naar de andere kant van de zaal werden geslingerd.
Terwijl hij over zijn pijnlijke kont wreef merkte Neko dat Roodkapje en de wolf nergens last van hadden gehad en nu tegen over elkaar stonden. Het idee dat de wolf nu het meisje zou opeten zoals in het sprookje kwam bij hem op. Daar in tegen leken ze elkaar te begroeten als oude vrienden.
Neko hielp Nouk overeind (die er zo creatief bij vloekte dat hij er zich over verbaasde). Samen liepen ze wankel richting Roodkapje. De wolf was op de grond gaan liggen met zijn tong uit zijn bek waardoor het beest er lang al niet zo intimiderend uit zag. Toch hielden ze afstand.
'Dus,' begon Neko. 'Vertel op, wat heeft dit te betekenen.'
Nouk leunde zwaar op zijn schouders naar wist nog een aanvulling te geven: 'koning? Graaf? Slang? BLIKSEM?' Zo werdt het hem duidelijk dat zij er net zo veel van snapte als dat hij deed.
'Dat daar.' Roodkapje wees op het bewusteloze lichaam van de oude man. 'Is de opziener van dit gebied, door de jaren heen begon hij het steeds hoger in zijn bol te krijgen. Eerst was het hier een toevluchtsoord voor...' ze zwaaide even de juiste term kon vinden. 'Mensen zoals wij. Meneer begon het een stad te noemen en uiteindelijk dus een graafschap. Zelf promoveerde hij zich van opziener tot graaf. Waar mee hij steeds meer macht toe-eigende en zoals met iedereen die dat doet wouw hij steeds meer ook al was het ten kosten van anderen.'

animal whisperersWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu