13) Jane

1.1K 68 2
                                    

15 januari 1973 in her derde jaar

'Jane! Jane!'
'Ga weg!'
'Ik wil met je praten !'
'Ik niet met jou, rot op!'
'Jane, wacht nou!'

Met een ruk draai ik me om.
'Wat begrijp je niet aan "rot op"?!'
Will blijft staan. 'Ik meende echt niet wat ik zei. Ik weet niet wat me bezielde.'

Ik draai me weer om en loop verder.

'Jane!'

De tranen prikken in mijn ogen en ik loop stug door.

Will begint te rennen, gaat voor me staan en pakt mijn schouders vast.
'Jane, luister naar me.'

Ik kijk hem boos aan. 'Praat dan.'

'Het spijt me zo erg, ik weet niet wat er met me aan de hand was. Ik was gewoon zo boos. Sorry.'

'Weet je Will, ik dacht dat jij anders was. Dat je me nooit pijn zou doen, blijkbaar had ik het fout.'

Hij kijkt me gekwetst aan. 'Ik wilde je ook nooit pijn doen. Alsjeblieft, geloof me.'

'Will, ik ben er klaar me, het is uit.'

'Alsjeblieft Jane, je hebt geen idee hoe erg het me spijt.'

'Daar had je eerder aan moeten denken.' zeg ik terwijl ik hem aan de kant duw en doorloop.

'Jane, alsjeblieft. Ik hou van je.'

'NEE, HOU JE BEK.' Schreeuw ik terwijl ik naar hem toestorm.
'Ga nu niet zielig doen. Jij hebt hier voor gezorgd. Jij! Niet ik. JIJ!'

Ik hou het niet meer langer en ik ren zo snel mogelijk de binnenplaats uit, weg van de drukte, weg van de mensen, weg  van Will.

Hoe dúrft hij? Hoe dúrft hij zo te doen?
Hoe durft hij te zeggen dat hij van haar houd, na alles wat hij heeft gedaan?

Ik ren verder, naar de bosrand. Als ik daar ben, blijf ik hijgend staan.
Waar moet ik heen? Het bos in?
Met al die gevaarlijke dieren die daar rond lopen?
Zonder er verder bij na te denken ren ik het bos in.

Na een kwartier is het pikdonker in het bos. Alle zonnestralen worden tegengehouden door de dikke takken van de bomen.
Ik blijf staan.
Het enige geluid dat ik hoor is het geruis van de takken.

Wat dacht ik? Hoe dom kon ik zijn? Zomaar het bos in rennen, zonder enig verstand!
Waar ben ik? Hoe kom ik ooit nog terug?

Ik pak mijn toverstok. 'Lumos.'
Voorzichtig loop ik door, hopend op een wonder.
Dan struikel ik over een wortel en val op de grond. 'Au, shit!'
Ik probeer op te staan, maar mijn enkel laat het niet toe.
Ik slaak een kreet en ga met mijn rug tegen een dikke eikenboom zitten.

Ik pak mijn toverstok.
'Nullum Doloram.' Zeg ik terwijl de tranen over mijn wangen stromen.
Ik sluit mijn ogen en wacht totdat de pijn wegvaagt.

Maar de pijn blijft. Verward open ik mijn ogen. Ik heb toch de goede spreuk gebruikt?
Dan merk ik dat ik niet meer tegen de boom aan zit, maar op een compleet andere plek ben.

Sweaters and chocolate: a Remus Lupin FanficWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu