Hoofdstuk 6 - Flitsen

104 8 2
                                    

'Blijf je vanmiddag op school eten, Sarah?' vraagt mijn fietsmaatje.

'Ik... ik denk van wel.' zeg ik, terwijl ik mezelf afvraag of dat eigenlijk wel zo is.

'Wel, als je toch besluit naar huis te gaan, kunnen we dan samen rijden? Vanochtend vond ik op de tafel een briefje waarop stond: "Lore, vergeet niet dat je vanmiddag naar de tandarts moet." Ik kijk er niet naar uit, maar er is niks aan te doen.'

Haar naam is dus Lore.

Wanneer we op school aankomen, gaat de bel meteen. We zijn net op tijd.

'Welk vak hebben we nu ook alweer?' vraag ik aan Lore.

'Euhm, volgens mij hebben we nu Latijn.'

Wat? Volgt Sarah Latijn? En ik moet doen alsof ik daar ook maar een woord van begrijp?

'Is er iets?' vraagt Lore, 'Je kijkt zo bezorgd?'

'Oh, nee, niks. Ik heb gewoon niet zo'n zin in Latijn, dat is alles,' zeg ik, ook al twijfel ik of ze het gelooft. Vroeg of laat zal ik iemand wel moeten vertellen wat er aan de hand is. Dit kan niet altijd goed blijven gaan...

Wanneer we allemaal in de klas zitten, begint iedereen met het opzeggen van het Onze Vader:

'Pater noster

qui es in caelis...'

Ik ben verbaasd, want ik merk dat ik zonder problemen kan meedoen. Hoe kan dat nu? Zou ik dan toch echt Sarah zijn? Ik heb geen idee.

Na de lessen loop ik naar buiten, samen met Lore. Zij is de enige waarvan ik de naam al ken, en bij haar voel ik me wel op mijn gemak. Plots voel ik een hand op mijn schouder. Geschrokken draai ik me om. Nog voor ik iets kan zeggen neemt hij me vast en geeft mij een kus.

'Hey, hoe ging je toets van chemie?' vraagt hij me.

'Wel goed,' lieg ik. Ik snapte er echt niks van, dus ik heb gewoon maar wat ingevuld. 'En hoe ging het bij jou?' vraag ik zo geïnteresseerd mogelijk.

'Tja, we hadden een onverwachte toets van Frans. Die ging totaal niet goed. Typisch iets voor meneer Lecocq, ons zo'n onverwachte toets geven. Trouwens, ik moet maar eens gaan, ik heb basketbal training. We spelen dit weekend een belangrijke wedstrijd. Tot morgen!'

'Tot morgen...' zeg ik terwijl hij wegwandelt.

Hij heeft donkere, bijna zwarte haren en mooie bruine ogen. En een guitige lach. Ik ben nog steeds verbaasd over die kus. Op de een of andere manier voelde het wel bekend of zoiets, maar toch ook weer raar.

Misschien wordt het maar eens tijd dat ik iemand in vertrouwen kan nemen. Het zal gemakkelijker zijn wanneer ik  iemand heb die weet van mijn problemen, iemand waarbij ik terecht kan. En die me niet meteen voor gek verklaart...

Lost soulWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu