Hoofdstuk 3 - Wat nu?

125 10 2
                                    




Ik word wakker, maar al snel merk ik dat ik nog altijd niks over mijn verleden weet. Hoe kan dat nu, dat ik me totaal niks herinner? Ik ken alleen nog de naam die gisteren zomaar in me opkwam, maar mijn echte naam weet ik nog steeds niet. Het is veel te vroeg in de ochtend.

Ik heb een beetje honger, dus druk op het belletje naast mij om verpleegster Ann te roepen. Vijf minuten later staat ze aan mijn bed met een klein ontbijtje. 'Je kijkt een beetje geschrokken. Is er iets?' vraagt ze.

Ik aarzel. 'Nou ja, ik...herinner me nog altijd niks: niet wie ik ben, waar ik vandaan kom, niets over mijn familie of vrienden. Ga ik het me ooit nog herinneren?' Het voelt alsof je nooit familie, vrienden of een thuis hebt gehad, alsof je helemaal opnieuw moet beginnen... Heb ik zussen of broers? Of misschien heb ik wel een vriendje? Hoe zou ik zelfs heten?

'Kun je je nog altijd niets herinneren? Niet eens een klein beetje?' vraagt Ann bezorgd. Ik schud zachtjes mijn hoofd. 'Dat is vreemd... normaal gezien had je toch al iets weer moeten weten. Maar maak je geen zorgen, het zal wel goed komen.' Ik zucht.

'Hier, eet iets, dan voel je je misschien op zijn minst al een beetje beter.' Ann geeft mij een plateau met twee sneetjes brood, een flesje water, een kopje thee en wat beleg. Ik heb niet zo veel honger meer doordat  het voelt alsof er een knoop in mijn maag zit, maar misschien moet ik inderdaad iets eten.

Ik doe een plakje kaas op mijn boterham en begin met kleine hapjes te eten. Terwijl ik aan het eten ben kijk ik door het raam en dwalen mijn gedachten af. Ik stel me voor hoe mijn leven er misschien uitzag. Door de stemmen van de patiënt naast mij en zijn familie die nu op bezoek is, word ik weer naar de werkelijkheid gebracht.

Wanneer mijn ontbijt op is, geef ik mijn plateau terug aan Ann en zet de tv maar aan. Ik kan me niet op de tv focussen: ik moet de hele tijd denken aan mijn geheugenverlies. Ik probeer me echt dingen te herinneren, maar ik weet niks meer, hoe hard ik ook probeer.

Het is zo saai in de kamer dat ik na een tijdje in een ondiepe slaap val.

Na even slapen -ik weet niet hoe lang precies- word ik weer wakker. Ik open mijn ogen en kijk om me heen. Iets klopt hier niet. Er is iets met de kamer en het bed, maar ik weet niet wat. Het is donker om me heen, maar wanneer mijn ogen daaraan gewend zijn, zie ik dat ik niet in dezelfde kamer wakker ben geworden als waar ik in slaap ben gevallen.

Ik lig niet meer in het ziekenhuis, dat is zeker, maar ik kan me wel iets herinneren: Deze kamer komt mij bekend voor... Heel bekend.

Lost soulWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu