1.

375 19 10
                                        

Regendruppels gleden langs de ramen omlaag. Steve zat met zijn kin in zijn handen naar buiten te kijken. Hij zat op de bank, voor het kleine raam in zijn woonkamer. Het uitzicht was niet fantastisch, vreselijk eigenlijk. De overkant van de natte straat was ontzettend dichtbij. Er stond een lelijk pand, brandtrappen die de hele voorgevel leken te bedekken. De jonge captain haatte zijn uitzicht, maar toch had hij geleerd ervan te genieten. Als de overkant van de straat je niet beviel, was je enige optie om te kijken wat voor volk er beneden allemaal over de stoep langs kwam snellen. Op slechte dagen telde hij de voorbijrijdende auto's, hoeveel caps en hoeveel voor privégebruik. Met mooi weer bestudeerde hij trage voorbijgangers, bedacht waar ze naar op weg waren. Soms onthield hij een voetganger die hem was opgevallen, en maakte er later een levendige tekening van.

De man ging zuchtend recht zitten. Hij bestudeerde zijn donkere eenmanswoning; het krappe appartement waarvoor hij maar net de huur bij elkaar wist te sprokkelen. Ook dit beviel hem eigenlijk niet, maar het was thuis. Hij zou niet kieskeurig moeten zijn.

Steve stond op. Hij had zich aangemeld voor een praatgroep. Ze hadden hem uitgenodigd voor de eerstvolgende bijeenkomst. De captain was nieuwsgierig hoe het ging uitpakken. Hij was gespannen om nieuwe mensen te ontmoeten. Het was niet slecht. Sterker nog; de soldaat vond het fantastisch nieuwe gezichten te zien. Maar hij was nerveus voor het spreekgedeelte, waar hij wat over zichzelf zou moeten vertellen, over de problemen waarmee hij kampte. Wat nu als ze hem niet mochten, of een aansteller vonden? Het was een praatgroep, dus praten was wat je deed. Maar wat als ze hem nu eens niet mochten? Wat als het een hecht clubje was waar hij zichzelf nu tussen probeerde te wringen?

Hij slikte terwijl hij zijn leren motorjacket aantrok. Hij pakte de sleutels van het gangkastje en keek zichzelf strak aan in de spiegel. Adem in, dacht hij en nam een flinke teug lucht tot zich, en adem uit. Hij knikte zichzelf nog eens bemoedigend toe, en verliet het appartementje.

Razendsnel daalde hij de trappen af. Hij duwde de deur naar de garageboxen open en liep naar zijn Harley-Davidson. Liefkozend wreef hij met zijn hand over het gesleten zadel en ging zitten. Hij greep glimlachend de handvatten vast en rolde de motor voorzichtig naar voren. De standaard klapte in en hij startte het voertuig. Blij scheerde hij onder de opengaande garagedeur door en scheerde de weg op. Hij keek nog een keer achterom naar zijn gedeukte garagedeur, die nu langzaam weer naar beneden op weg was.

Bij een rood stoplicht veegde hij met zijn doorweekte mouw de regendruppels van zijn gezicht. Hij voelde het water in straaltjes langs zijn nek naar beneden glijden, waar zijn kraag een slechte job deed het koude vocht buiten te houden. Hij ging met zijn hand door zijn blonde haren en haalde een verdwaald plukje uit zijn helderblauwe ogen. Het licht sprong op groen en hij vervolgde zijn weg.

De jonge captain draaide een grote parkeerplaats op. Hij reed door tot vlak bij de ingang van de kleine gymzaal die midden op de asfaltvlakte was gebouwd. Steve parkeerde zijn motor in het lege parkeervak naast een peperdure Audi. De zwarte lak glansde donker in het grauwe daglicht, weerspiegelde hem misvormd toen hij langs liep.

De soldaat ging het gebouw binnen. Hij veegde zijn voeten, wrong zijn doorweekte jacket uit en hing het aan de kapstok. Onderweg naar de gymzaal, waar de bijeenkomst was, wreef hij wild met zijn hand door zijn haren waardoor druppels alle kanten op vlogen.

Aan het einde van de gang was de deur naar de zaal. Hij stapte de stroeve gymvloer op en voelde zich meteen zelfverzekerder worden. Na een vlugge blik in de rondte, liep hij op de kleine kring rond de middenstip toe. Hij telde niet meer dan zeven man. Braaf bleef hij wachten bij de ingang van de kring van plastic klapstoelen. Hij had zijn handen ineen op zijn rug, wiegde heen en weer op de bal van zijn voet. 'Hi.' Hij bloosde. 'Ik ben Steve Rogers.' Na een bemoedigend knikje van de eenogige man recht tegenover hem, liep hij verder en nam plaats op een lege stoel.

'Welkom, Steve.' Sprak de man met het ooglapje geduldig en gezagvol. 'Nu we compleet zijn, kunnen we beginnen. Ik ben Jack Northerson.'

Ze gingen het rondje af. Als laatste was een man aan de beurt die een zwarte baseballpet droeg waardoor zijn ogen niet te zien waren. Hij keek niet op terwijl hij zachtjes zijn naam vertelde: 'Tony.'

Jack, die duidelijk deze praatgroep leidde, knikte langzaam. 'Wil je misschien ook je achternaam met ons delen, Tony?'

De man tot wie de vraag was gericht schudde amper merkbaar zijn hoofd. Hij richtte zijn blik op zijn handen, die klam ineen werden gewrongen. Hierdoor werd nog minder zichtbaar van zijn gezicht.

'Dat is prima.' Verzekerde Northerson, waarna hij vervolgde: 'Wie wil er beginnen?'

Vanaf dat moment kwam Steve iedere week terug. Het viel hem op dat, hoewel lang niet iedereen elke keer iets te vertellen had, iedereen iedere keer weer plichtsgetrouw opdaagde. Dat vond Steve mooi. Niemand was verplicht te komen, en toch kwamen ze. Toen er meer tijd overheen ging, Rogers de moed vond zo nu en dan al wat te vertellen over zichzelf, viel er wel een lid af - op een dag kwam de gozer gewoon niet meer - maar deze lege plek werd snel opgevuld door een nieuw iemand. Rogers dacht er verder weinig van.

De meeste bijeenkomsten hield Steve zich het liefst afzijdig. Dan luisterde hij aandachtig naar de verhalen van de anderen terwijl hij zo nu en dan een nieuwsgierige blik Tony's kant op wierp. Hij vroeg zich regelmatig af wat die man hier deed. Hij zei nooit wat, deed zelfs niet mee met de gezamenlijke afsluiting waarin iedereen in koor zei dat ze dankbaar waren dat ze hier mochten zijn; dat ze het leven geschonken hadden gekregen - en vastbesloten waren er ondanks al het onheil het beste van te maken.

'Tot woensdag!' Zei Jack opgewekt toen iedereen elkaars handen weer losliet. Rogers keek opzij naar Tony. Hij had deze week voor het eerst de moed gevonden naast hem te gaan zitten. Voorheen was het hem nooit opgevallen dat de man zelfs weigerde handen vast te houden bij de afsluiting. Steve had het storend gevonden. De kring was niet compleet, hij voelde zich niet veilig van twee kanten gesteund. Bijna had hij er iets van gezegd, maar toen bedacht hij zich. Soms was emotionele steun belangrijker dan fysieke. En als Tony voorkeur gaf aan het erbij zitten, niks zeggen en niemand aanraken, dan was dat zijn keus en zou Steve zich daar niet mee moeten bemoeien.

Hij stond op, rekte zijn stramme spieren door de lange zit. Vandaag had het wel geleken of iedereen zijn verhaal kwijt wilde. Ieder lid - op Tony na, maar hoe kon het ook anders - had wat te vertellen gehad.

Rogers kwam vlak achter Tony te lopen bij het naar buiten gaan. Dat verbaasde hem. De man was meestal de laatste om te vertrekken. Volgens Jack bleef Tony zelfs nog zitten als Northerson al naar huis moest. Het licht was dan al uit en de enige stoel die nog midden in de gymzaal stond, was die waar Tony op zat.

Steve zag dat Tony niet liep; hij schreed. Met grote passen, maar langzaam, ging hij de gang door. Hij had geen jas aan de kapstok hangen, liep in één keer naar buiten. Rogers trok zijn motorjacket van de haak en volgde snel. Hij was benieuwd van welk vervoersmiddel Tony iedere week gebruik maakte.

Tot zijn verbazing stapte de man in de zwarte Audi die naast Rogers' Harley stond geparkeerd. Met open mond keek de jonge captain de auto na toen deze met piepende banden het verder lege parkeerterrein afscheurde.

Hij had niet gedacht dat Tony het geld zou hebben. De man zag eruit als iemand van de achterbuurten, niet als zo'n verwend rijkeluiszoontje.

De volgende morgen was Steve onderweg naar zijn werk toen vlak boven hem een zwartgoud gevaarte langs scheerde. De soldaat moest zijn helm beetpakken om te voorkomen dat het ding eraf woei. Machteloos keek hij toe hoe het menselijk projectiel in de verte in een stipje veranderde.

'Iron Man.' Gromde hij knarsetanden. 'Wacht maar, bastaard. De Avengers zullen je krijgen!' Hij gaf meer gas. In de verte klonk een bankalarm. Het loeide luid in koor met de politiesirenes. Het deed Steve pijn want hij wist dat ze hem niet te pakken zouden krijgen.

En als het al zou lukken, dan zou dat alleen zijn omdat Iron Man ervoor koos gepakt te worden. Maar wanneer zou die dag komen?

MEANT TO BE | Stony FanfictionWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu