Waarom geloven mensen nog in een God?

81 12 31
                                    

Het is wetenschappelijk bewezen dat de aarde geen hulp van buitenaf nodig had om te ontstaan, laat vragensteller SamF1301 ons weten. Waarom geloven mensen dan toch nog in een God?

Dat is een hele goede vraag en een paar religieuze filosofen gaan hier makkelijk aan voorbij door te zeggen: omdat hij er ís. En waarom zouden we niet geloven in iets wat er is? Een logische vraag daarbij is natuurlijk:

Hoe "weten" mensen dat God is er is?
Die van Thomas van Aquino zijn al behandeld in het hoofdstuk Hoe is alles ontstaan? en luidden als volgt:
1. Alles wordt in beweging gebracht door een andere beweging. Maar dit kan niet tot in de oneindigheid doorgaan, dus moet er een Eerste Beweger zijn: dit is God.
2. Niemand kan zichzelf gemaakt hebben, dan zou je op jezelf moeten bestaan. Dus iemand heeft jou gemaakt, die is weer gemaakt door iemand en dit gaat tot in het oneindige zo door, maar dat kan niet, dus er moet een eerste "bestaande" zijn: dit is God.
3. Alles wat is, heeft de mogelijkheid om niet te zijn. En alles wat de mogelijkheid heeft niet te zijn, is ook ooit niet geweest. Laat deze zin even tot je doordringen.
Maar als alles ooit niet is, krijg je dus dat er niets is, en dat is onmogelijk. Er moet dus iets zijn dat er altijd hoe dan ook is: dit is God.
4. Dingen kunnen goed, minder goed of "meer goed" (beter) zijn. Zodra iets meer of minder van iets kan zijn, leeft het dus toe naar een bepaalde hoogste graad van perfectie: dit is God.
5. Dingen zonder intelligentie, zoals planten, leven toch gericht naar een doel toe. Ze moeten dus aangestuurd worden door iets of iemand mét intelligentie: dit is God.

Naast Van Aquino zijn er nog veel meer mensen die Godsbewijzen hebben gemaakt.

Eén van heb was Anselmus van Canterbury. Zelfs in zijn eigen tijd was er al heel veel te doen om het door hem beschreven Godsbewijs. Deze luidde als volgt:

A. God is een perfect wezen, de hoogste graad van perfectie;
B. God bestaat of in onze gedachten, of in de realiteit;
C. Het is beter om te bestaan dan om niet te bestaan;
D. Als God alleen in onze gedachten zou bestaan, is hij niet perfect.
E. God is wel perfect, zie A.
F. God moet bestaan.

De verborgen aanname in dit Godsbewijs zit hem uiteraard in argument C. Is het beter om te bestaan dan om niet te bestaan? Geldt dat ook voor zoiets groots als God?

William Paley kwam als eerste met het veelgebruikte klokkenmaker-argument, die tot op vandaag de dag veel gebruikt wordt:
Stel, je koopt een horloge. De wijzers kloppen precies, hij draait precies goed en loopt gelijk met de seconden.
Is dit horloge dan gemaakt door een toevallige samenloop van omstandigheden of door een goede klokkenmaker?
Het antwoord is uiteraard de goede klokkenmaker. Zo kun je volgens hem ook het heelal zien: de afstand van de aarde tot de zon, de baan die de aarde maakt, het klopt allemaal perfect en dat is geen toeval: dat is gemaakt door "klokkenmaker" God.

Goed, dat zijn dus duidelijke bewijzen waarom je absoluut in God moet geloven volgens deze drie filosofen.

Maar in al die bewijzen zitten verborgen aannames waar niet op ingegaan wordt: zijn er ook nog andere argumenten waarom mensen in God geloven?

Volgens Blaise Pascal wel: hij zegt dat het beter is om in God te geloven dan om er niet in te geloven, omdat je er veel meer voordeel uithaalt door het wel te doen.
Stel dat je gelooft dat God bestaat en Hij bestaat ook echt: dan heb je geluk en zal Hij blij zijn.
Stel dat je niet gelooft dat God bestaat en hij bestaat ook echt niet: dan is er niks aan de hand.
Stel dat je gelooft dat God bestaat en hij bestaat niet: dan is er ook niks aan de hand.
Maar stel nou dat je niet gelooft dat God bestaat en hij blijkt wel te bestaan? Dan staat je eeuwige ellende te wachten, zegt Pascal. Het is dus beter om in God te geloven en daarom doen we het.
Maar kunnen wij mensen wel zomaar kiezen om in God te geloven, als ons enige motief is om ellende te vermijden?

Augustinus van Hippo, een kerkvader uit de oudheid, dacht dat we in God geloofden om wonderen te verklaren: volgens hem zijn wonderen niet in strijd met de natuur, maar in strijd met wat wij weten over de natuur. We geloven in een God om die dingen te verklaren.

We sluiten dit hoofdstuk af met 1 laatste visie, die van onze favoriete filosoof waar we nooit vanaf zullen komen: Plato.
Hij zei dat we geloven in een "hogere macht" om onze angst voor de dood te verminderen. De dood is niet het ergste dat ons kan overkomen, zei hij, want we geloven dat onze ziel naar de hogere macht gaat. Het maakt de pijn van geliefden zien sterven iets beter draagbaar. Ondanks dat vindt Plato de dood niet iets waar we naar moeten streven, zoals dat in de middeleeuwen wel gevonden werd: die hogere macht heeft ons dit leven gegeven en je mag een gegeven paard immers nooit in de bek kijken.
Door te filosoferen zie je volgens Plato al een klein stukje van de wereld waar je ziel na de dood heen gaat, de Ideeënwereld.

Meer dan genoeg theorieën, dus. De stelling van vandaag is weer een leuke:

Mensen geloven in een God om het onverklaarbare te verklaren.

De Gifbeker van SocratesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu