[ a / n ] ik erger me er echt aan dat je kan zien dat dit een plaatje is... laten we doen alsof niemand het ziet. enjoy.
Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.
Nog voordat de gong gaan spring ik van mijn plaat. Het is link, als mijn voeten ook maar een milliseconde de grond te vroeg raken, word ik opgeblazen. Toch weet ik wat ik doe en precies op het harde geluid van de gong raken mijn voeten de grond. Ik hou mij adem in, mijn hart slaat een slag over, en ik sprint vooruit. Terwijl ik ren kijk ik om mij heen. Het meisje uit district 6 is razend snel zit mij op de hielen. Ik gris een rugzak van de grond en slinger hem om mijn rug. Ik ben er bijna, bíjna heb ik de bijl. Nog twee stappen...
Vlak voordat ik hem kan pakken springt er iemand op mijn rug. Ik val over de doos heen waardoor de bijl op de grond valt, net zoals ik. Een duizeling schiet naar mijn hoofd en alle adem wordt uit mijn longen geslagen. Trappend rol ik over de grond en hap naar lucht. Ik probeer me eronder uit de wurmen, maar wanneer ik zie dat het Luana heeft geef ik op. Ze is sterker en groter dan ik dus ik kan mij er niet onderuit wringen. Haar knieën drukken op mijn schouders, ik kan nergens heen. Spiedend kijk ik om mij heen, zoekend naar een wapen.
'Ik zei het toch zeven,' sist ze en drukt een mes tegen mijn keel. Ik rijk met mijn vingers uit maar kan nèt niet bij de bijl. Godverdomme. Ik spuug in haar gezicht waardoor ze het mes van mijn keel af haalt. 'Gadver!' gilt ze. Dit is mijn kans, ik gris de bijl van de grond en haal naar haar uit. Ik wil de bijl in haar hoofd smijten, maar op dat moment spring Raven bovenop haar. Het gewicht valt van mij af waardoor ik weer opgelucht kan ademen. 'What the fuck!' gilt Luana terwijl ik overeind krabbel en de bijl stevig vast klem. Overdonderd kijk ik hoe de twee beroeps over de grond rollen. 'Ren!' gilt Raven naar mij. Ik strompel achteruit, draai mij om en ren. In mijn hoofd blijf ik Raven's woord herhalen. Ren.
Ik ren en ik ren tot ik niet meer kan, maar ik mag van mijzelf niet stoppen, tot ik duizelig word van het ademtekort. Ik stort neer tegen de zijkant van het dolhof en kom op adem. 'Dankje Raven,' fluister ik tegen mijzelf. Dan pas denk ik aan Sean. Shit. Sean! Ik spring op en probeer de weg terug te vinden. Het hele eind terug naar de Hoorn, in de hoop dat hij daar nog rondloopt. Telkens loopt het dood en moet ik mij omdraaien. Het maakt me bek af.
Wat als hij vermoord is? Wat als hij bij de beroeps hoort? Wat als hij zichzelf iets heeft aangedaan? Wat als hij mij zoekt?
Ik herken een pad en weet dat ik bijna bij de Hoorn ben. Ik kijk om de hoek, overal rondom de Hoorn liggen lichamen, vermoord op een gruwelijke manier. Sean is nergens te bekennen, niet bij de beroeps en niet op de grond. Spitsig kijk ik om mij heen en zet het opnieuw op het lopen.
'Sean!' Ik durf niet hard te schreeuwen, te bang om tributen te lokken. 'Sean!' Het is eerder een harde fluister dan een roep en ik weet zeker dat hij mij niet zou kunnen horen. Met een zucht leun ik tegen de zij kant van het dolhof aan.
Na een tijdje hoor ik geritsel en schrik ik op. Ik klem mijn bijl in mijn hand en wacht tot er iemand tevoorschijn komt. Hopend dat het gewoon een dier is, kijk ik om mij heen. Het is het meisje uit district 11. Je kan eerder zeggen dat ze al een vrouw is; ik schat haar zeker achttien. Ze heeft een donkere huid en volle lippen. Ze is prachtig en vast onwijs lief, maar ik moet haar vermoorden, want ze trekt haar sikkel en kijkt mij uitdagend aan. Eerst ziet ze mijn bijl niet, en ik geef haar daar de kans ook niet voor, want ik haal uit en werp mijn bijl in haar lichaam. Ik durf niet te kijken. Haar kanon klinkt niet, maar ik weet dat ze niet meer leeft. Ik ren op haar af en trek mijn bijl uit haar hart. Hij zit onder het bloed. Mijn lip begint te trillen en ik voel dat ik moet spugen, maar ik knijp mijn ogen dicht en ren zo hard als ik kan weg.
Weg van de pijn, weg van mezelf.
Tijdens het rennen roep ik Sean's naam. Nergens een reactie. Al snel geef ik op. Na, naar mijn gevoel, uren te hebben gelopen - wat waarschijnlijk maar een half uur was - gaan de kanonnen af. Ik sta stil en tel mee. 'Zeven, acht...' Negen schoten. Negen kinderen zijn vandaag op gruwelijke manier gestorven. Ik weet niet wie het zijn, behalve het meisje van 11. Het beeld van haar glazige, dode ogen schiet door mijn hoofd. Ik walg van mijzelf. Het was zelfverdediging, je kan de Spelen niet winnen zonder iemand te vermoorden, Ruby. Zo probeer ik mijzelf te kalmeren, maar het lukt amper. Niet huilen, niet huilen.
Ik blijf lopen tot het gaat schemeren, ik wil zo ver mogelijk van de Hoorn vandaan zijn, en ik hoop dat ik water tegenkom. Wanneer het langzaam donker wordt klim ik in een boom. Daar hijs ik mijn rugzak van mijn rug en bekijk de inhoud. Het beval twee touwen: een dik touw met een haak en een iets dunnere, een bakje met gedroogd fruit, een pakje crackers waar korrels zout op zitten, een flesje jodium en een thermosfles. Hoopvol open ik de fles en zie dat hij voor één vierde gevuld is. Als je hem dan vult, rot spelmakers, vul hem dan gelijk helemaal. Met een zucht neem ik een klein slokje. Het koude water voelt heerlijk in mijn keel. De rest bewaar ik voor later. Ik probeer comfortabel te worden op de brede tak van de boom, en gebruik de tas als rugsteun. Zo verkeerd ligt het niet. Wanneer het donker wordt koelt het erg af. Wind waait door de bomen waardoor de blaadjes ritselen, het doet mij denken aan thuis. Ik denk aan Lily, zal ze mij hebben gezien op televisie? We hadden geen tv thuis, maar haar vriendinnetje wel. Zal ze zich zorgen maken, of zou zal al denken dat ik dood ben? Zal ze me missen?
Dan denk ik aan Sean. Hoe onze lippen elkaar raakte. Hoe onze vriendschap opeens veranderde in iets waar ik stiekem al die jaren al naar uit keek. Sean, waar ben je toch...
Ik leun met mijn hoofd tegen de stam en sluit mijn ogen. De vermoeidheid is heftig aanwezig en ook voel ik me uitgedroogd. Maar ik wil het water zuinig gebruiken mocht ik geen water meer tegenkomen. Ik haal diep adem.
Ik druppel een paar druppels jodium op de wond in mijn arm ik waarschijnlijk gekregen heb tijdens de val toen Luana op mij sprong. Het was me nog niet opgevallen, maar het is een aardig diepe schram. Daarnaast heb ik alleen wondjes om mijn knokkels, voor de rest is alles nog oké. Behalve mijn mentale status; er staan trauma's op mijn netvlies.
Daar zit ik dan, in de Spelen. Levend. Beschadigd en alleen.
Wanneer de sterren aan de hemel te zien zijn klinkt het volkslied. Ze laten de gevallen zien in de lucht. Iedereen waarvan vandaag het leven ontnomen is. Ik zal er niet tussen staan, dat is zeker. Maar zal ik Sean zien?
Eerst de jongen uit 3, hij beweerde nog zo dat hij kon winnen omdat hij slim is. Vervolgens tributen uit 5 die beide nog zo jong waren, en de jongen uit zes. Christina, het meisje uit 6 zal het zeker wel overleefd hebben, aangezien ze zich aangesloten heeft bij de beroeps.
Ik heb gelijk, want de volgende die aan de nachtelijke hemel verschijnt, is Sean.