11. Verdrinken, vechten en vluchten

100 8 3
                                    

De rest van de gevallen kan ik niet bekijken omdat tranen mijn ogen blokkeren. Voor een paar seconden zit ik stil en voel hoe mijn hart breekt. Dan barst ik los. Alle emoties die afgelopen jaren vast hebben gezeten komen eruit. Voor het eerst in een lange tijd huil ik, ik schreeuw en ik sla om mij heen.
Ik verberg mijn gezicht tussen mijn knieën om zo min mogelijk geluid te maken, maar ik huil in lange halen. Tranen zo veel als een rivier, ik verdrink erin. Zo veel pijn voel ik in mijn hart. Tranen van verdriet, tranen van gebrokenheid.
Ik krab mijn wangen open en sla mijn knokkels kapot tegen de stam van de boom.
'Het is oneerlijk!' schreeuw ik en spring uit de boom. Mijn stem is schor en breekt. Ik denk zeker dat mensen van een kilometer weg mij zouden kunnen horen huilen, maar het boeit mij niets. Helemaal niets. Ik wil dit niet langer; een pion zijn in dit verschrikkelijke spel. Vol woede hak ik mijn bijl in de stam tot ik mijn arm uit de kom sla. Ik grijp ernaar en val op de grond. In lange, schreeuwende halen blijf ik huilen en rol op in een bolletje. Verbergend in mijn knieën blijf ik snikken tot mijn tranen op zijn. Alles doet pijn van het huilen, maar het voelt opgelucht om na al die jaren mijn emoties kwijt te kunnen. Nu heftiger dan ooit.
Ik kan hier niet op de grond blijven, het is te gevaarlijk, vooral nu waarschijnlijk een aantal tributen mij hebben horen krijsen. De kou van de grond glijd door mijn lichaam. Wanneer ik opsta schiet mijn arm terug in de goede plek. Het doet vreselijk veel pijn maar ik kan niet weer gaan gillen, dus kauw op mijn wang tot het bloed. Met trillende armen klim ik terug naar mijn spullen in de boom.
Wanneer ik goed zit veeg ik mijn wangen droog en zak onderuit. Ik had niet verwacht dat het nog kon, maar ik voel nog meer tranen achter mijn ogen branden.
'Sean,' bibber ik en de tranen beginnen te lopen over mijn wangen. Ik laat ze gaan.

Ik durf niet te denken hoe hij gestorven is, maar het ding wat mij het meest door mijn hoofd spookt is dat hij zelfmoord gepleegd heeft. Thuis zei hij altijd dat hij zich door zijn eigen kop zou schieten als hij dat verschrikkelijke Capitool in zou moeten, als grap. Maar in elke grap zit een kern van waarheid. Dit was zijn plan, hij heeft ervoor gezorgd dat hij geen pion meer is in dit spel. Hij laat zich niet gebruiken door de regels, door Snow of de beroeps. Thuis vond ik zelfmoord altijd zwak, laf. Maar nu begrijp ik het, het is een keuze en op sommige momenten de beste keuze.
Dat neemt niet weg dat het pijn doet.

Verschrikkelijk veel pijn.

De volgende ochtend word ik wakker van de honger en dorst. Ik moet oppassen als ik rechtop ga zitten omdat ik bijna uit de boom donder, ik voel me gammel en heb mezelf niet vastgemaakt. Ik heb de hele nacht doorgeslapen, maar voel mij doodop. Mijn ogen branden en voelen zwaar.
Ik eet twee crackers en wat gedroogd fruit, het vult niet veel. Ik kan het niet laten en drink de fles leeg. Met gefronste wenkbrauwen kijk ik naar de laatste paar druppels in de fles. Daarna berg ik alles op en klim uit de boom. Ik ben zwak en moe, maar dwing mijzelf te lopen. Na ongeveer een half uur vind ik een juiste plek om vallen te zetten, hopelijk vang ik iets. Ik wacht wat af in bomen, wandel wat door het dolhof om dingen te proberen te herkennen en zoek wanhopig naar water. Alles wat ik doe doe ik met de gedachte om mezelf af te leiden van Sean. Maar niks helpt. Zingen, rennen, werpen met mijn bijl, niet werkt.
Zijn mooie ogen, de kuiltjes in zijn wangen, de lichte sproetjes en zijn zachte lippen blijven door mijn hoofd spoken. Alle kleine details lijken worden scherp, dingen die mij nog nooit eerder opvielen. Met een aantal bewegingen check ik mijn schouder, gelukkig doet het bijna geen zeer meer en zit alles weer goed.

Ik draai mijn bijl behendig om mijn pols terwijl ik aan het lopen ben. Soms valt het mij op dat er camera's in de bomen zitten en mij volgen als ik langs loop. Waarschijnlijk lacht het gehele Capitool mij nu uit. Met mijn rode ogen, ingevallen wangen en geklitte haar, sexy houthakster kunnen ze me zeker niet meer noemen. Eerder leeghartige hoofdhakster. Ik check de vallen; alleen een konijn. Beter dan niets.
Ik maak een vuurtje nu het nog licht is en vil het konijn met de bijl. Er zit nog steeds bloed aan van het meisje uit 11. Ik probeer met een brok in mijn keel het af te vegen aan het gras.
De eetbare stukken van het konijn braad ik boven het vuur en maak het zo daarna snel mogelijk uit. Ik eet het grootste stuk en bewaar de rest in het bakje met het fruit. Een andere optie heb ik niet, dan wordt alles vies en bederft het binnen een dag.

De tijd lijkt even stil te staan, tot ik op een gegeven moment een klein, zilveren parachuutje zie vliegen. Mijn ogen klaren op en ik ren ernaar toe. Wanneer ik het kleine dingetje op die grond zie dwarrelen stoort ik ernaast neer en grijp het vast, alsof er iemand is die het van me af gaat pakken. Ik laat ze niks meer van mij afpakken, niet nog wen leven, en niet dit kostbare zilveren prutsdingetje. Ik open het parachuutje, en zie tot mijn verbazing helemaal niks erin zitten. Niets, ik krijg een leeg sponsorgift. Ge-wel-dig.
Althans, dat dacht ik. Wanneer ik neerplof op de grond zie ik een briefje.
Kijk goed, van Sean. -Johanna

Dat zijn de enige woorden die erop staan. Fronsend kijk ik opnieuw in het parachuutje. Nu ik beter kijk zie ik een brief, afgerafeld en opgevouwen. Met trillende handen open ik het.

Lieve Ruby,

Je zei dat het je speet, nu is het mijn beurt dat te zeggen. Ik heb geen spijt van wat ik heb gedaan, ik weet dat dit het beste is geweest.

Nee. Dit kan niet. Dit heeft hij dit geschreven toen we nog in het Capitool waren. Mijn ogen wateren op, ik durf niet verder te lezen.

Ik heb spijt dat ik je nooit eerder heb vastgepakt, mijn armen om je heen heb geslagen en je heb verteld hoeveel ik om je gaf. Hoeveel ik van je hield.

Een traan glijdt over mijn wang en spat kapot op het papier.
De hele dag loop ik rondjes in het dolhof. Over en over lees ik de zinnen van Sean's brief, telkens lees ik dezelfde zin. Telkens lees ik dezelfde zin. Telkens lees ik dezelfde zin.
Ik word overal knettergek van; mijn gedachtes, de ranken van het dolhof die af en toe mijn enkels vastgrijpen waardoor ik val, en de paniekaanvallen. Het begint met mijn ademhaling die plots ongelijk wordt, dan slaan mijn gedachtes op hol en trek ik aan mijn haren. Ik verstop mijn gezicht tussen mijn knieën en wacht tot de stemmen in mijn hoofd die mij zeggen dat het mijn schuld is dat Sean dood is hun bek houden. Het is verschrikkelijk.

Na een lange tijd lopen hoor ik geritsel. Een visie van het meisje uit 11 schiet voor mijn ogen; het gapende gat in haar borst, het bloed wat uit haar mond droop. Ik hoor duidelijk dat er iemand achter mij staat. Zonder gevoel draai ik mij om. Het meisje uit 12, Allison Cleveland staat met een vast beraden blik ongeveer tien meter van mij vandaan. Ze zit onder het bloed en heeft een dolk in haar hand. Hoe ze aan al dit bloed komt weet ik niet, of het überhaupt haar bloed is weet ik niet. Mijn beeld wordt vaag.
Ze ziet mijn bijl en durft mij niet aan te vallen. Als ze het wel had gedaan had ze er waarschijnlijk meer aan gehad dan wat ze nu van plan is.
Dood mij maar, denk ik. Dan ben ik vrij.
Maar dat doet ze niet, ze werpt met een harde vaart het mes op mij af. Door haar verwondingen gooit ze scheef en raakt ze alleen mijn voorhoofd. De schram geeft mij een steek door heel mijn lichaam, en ik schiet terug in de realiteit. Allison rent met een grom op mij af en probeert mij op de grond te krijgen, maar ik weer haar van mij af. Met een klap komt ze op de grond en ze kermt van de pijn. Ik kan het niet, het is misschien beter om haar nu van haar pijn te verlossen en haar in één keer de vermoorden, maar ik kan het écht niet. In plaats daarvan gris ik haar dolk van de grond, draai ik mij om en sprint weg.

Ik dwaal door het dolhof. Elke keer als ik geritsel hoor verstijf ik. Tot ik op een gegeven moment iets hoor waar mijn ogen groot van worden: stromend water. Ik ren op het geluid af tot ik op het grote veld van de Hoorn sta. Geschrokken verberg ik mij achter een boom en wacht op een moment waarop de beroeps het dolhof in verdwijnen. Alleen Christina blijft achter om de wacht te houden, maar ze hoort mij niet wanneer ik naar het beekje toe ren en mijn fles vul. Vlug ren ik terug, drink wat en was mijn gezicht. Het is water is heerlijk verfrissend. Ik check of Christina in de buurt is, en vul dan de fles opnieuw, daarna hol ik terug het dolhof in. Tevreden zoek ik een plek om vallen neer te zetten. Na wat geklungel zoek ik een boom waar ik inklim om vannacht in te overnachten, het begint al langzaam donker te worden. Ik eet mijn konijn op, één cracker en drink wat water. Ik besluit mijzelf vast te gespen aan de boom met het dikke touw zodat ik zeker weet dat ik er niet uit val en van alles breek. Die nacht slaap ik licht. Telkens schiet ik wakker omdat ik nachtmerries heb over de dood van Sean.
Ergens heb ik er wel geluk mee, anders was ik niet op tijd geweest om te kunnen rennen voor mijn leven.

Axe | The Hunger Games ✓Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu