4. De ontsnapping

90 8 0
                                    

Het is 00:00. Het is nu, of nooit. Ik stap uit mijn bed en kijk uit het raam. Het is eindelijk windstil. Het is volle maan, ik zie de oude wilg, de troostboom. Zo noemde ik hem vroeger altijd, Willie de troostboom. Het was het enige dat leefde,  naar me luisterde en me niet uitlachte om mijn gekke verhalen. Het was mijn enige vriend. Dan loop ik naar de deur om te luisteren of Kara nog wakker is, maar het is doodstil. Uit mijn kast haal ik een rugzak met spullen om te overleven. Een paar sokken, muts, drinkfles met water, eten, pen en papier en een oud zakmes. Het mes is het enige wat ik nog van mijn ouders heb, het is me heel dierbaar. Ik trek mijn pyjama uit en doe in de plaats een stevige broek, schoenen en een trui aan. Wanneer ik me weer omdraai naar mijn bed, moet ik mijn best doen om niet te gillen. De pop en het boek liggen op mijn bed. Zomaar,  opeens. Dat kan toch niet?! Ik snap er niks van, maar ik heb geen tijd om na te denken en ik stop ze in de rugzak. Dan loop ik nog één keer door mijn kamer, hopelijk als laatste keer. Ik haal uit de kast oude kleren en kussens en stop ze onder het dekbed, zodat het op het eerste gezicht nog lijkt dat ik nog gewoon lig te slapen. Eindelijk kan ik vertrekken en ik loop zo zachtjes mogelijk naar de deur, haal de klink langzaam naar beneden en verdwijn dan door de deuropening naar de gang. Ik loop langs de deur van Kara's kamer en mijn hart bonkt in mijn keel. En bij elke stap die ik zet, voelt het alsof het wel mijn laatste kon zijn. Uiteindelijk ben ik bij de voordeur en even twijfel ik, want waar ga ik eigenlijk naar toe? De enige plek waar ik heen kan gaan is het zwervers tehuis, maar daar heb ik geen zin in! We zien wel,  denk ik dan en ik haal de klink heel zachtjes naar beneden. Er klinkt een klik en ik trek de deur zachtjes en heel erg langzaam open. De deuropening is groot genoeg om me ertussen te wurmen, maar ook groot genoeg om te zien dat er een verrassing is. En raad eens wie daar staat?

"En wat is mevrouw van plan?" En ze gaat wat dichter bij me staan, waardoor ik automatisch weer een stap naar achter zet. "Kara...ik..euh..." stamel ik. "Nou, zeg op!" Schreeuwt ze in mijn gezicht. "Ik heb geen idee.... ik...euhh....was denk ik aan het...euh...slaapwandelen?" nog niet eens zo'n slecht excuus vind ik van mezelf. Met grote ogen kijk ik naar Kara, in de hoop dat ze me gelooft. Ze knijpt haar ogen tot streepjes en kijkt me onderzoekend aan." Naar bed, nu! Ik wil je niet meer zien!" Schreeuwt ze en ze wijst met haar vinger naar mijn slaapkamerdeur. Ik probeer ongemerkt mijn rugzak af te doen maar laat het dan toch maar op mijn rug zitten, ik hoop heel erg dat ze het niet ziet. Dan loop ik naar mijn kamer en ga ik op mijn bed zitten. Kara slaat de deur met een klap dicht en er klinkt een slot dat dicht gaat. Fijn, plan verpest.

Het valt me op dat Kara mijn rugzak niet heeft opgemerkt. Tenminste één goed ding vandaag. Ik sta op en kijk uit het raam. En ik krijg een idee. Ik zet het raam wijd open en dan kijk ik naar beneden. Het is best wel diep, maar waarschijnlijk mijn enige kans. Dus ik waag het erop. Ik zet mijn ene voet op het kozijn en dan de andere. Het raam is niet al te groot dus ik moet gehurkt zitten. Ik voel de adrenaline door mijn lijf gieren en ik mag vast van geluk spreken als ik mezelf niet verwond. Ik kijk nog een keer in mijn kamer en zet dat af. Ik spring, ik val en het lijkt een eeuwigheid te duren.  Ik nader de grond en ik land netjes met mijn knieën gebogen, maar ik verlies mijn evenwicht en rol dan het heuveltje af, richting het slootje. Ik rol best snel dus ik kan niet stoppen. Dan bots ik tegen een boom. Een grote, dikke boom. Willie de troostboom. Ik krabbel overreind en kijk naar het slootje. "Daar had ik bijna in gelegen." zeg ik zacht en ik veeg het vuil van mijn broek. Eindelijk. Mijn tocht kan beginnen, en ik begin te lopen. Ik draai me nog één keer om, en zeg:"vaarwel, Willie."

Ik heb geen flauw idee hoelang ik al aan het lopen ben, maar waarschijnlijk lang, want mijn voeten beginnen al pijn te doen. In de verte zie ik, tot mijn grote opluchting, een bankje. Als ik aankom bij het bankje plof ik vernoeid neer en kijk om me heen. Het begint al ochtend te worden en ik kan nu pas zien waar ik eigenlijk loop. Het is een landweggetje en het is omringd met bomen en struiken. Ik haal de drinkfles uit mijn tas en ik drink een paar slokken water. "Dan ontbijt ik ook maar meteen." zeg ik tegen mezelf en ik begin aan mijn eerste boterham met kaas. Na een tijdje komt er een roodborstje naast me zitten. Ik geef hem een stukje van mijn boterham en dan vliegt hij weer weg. Opeens voel ik me alleen. Heel erg....alleen.

Eva, Het Wolvenmeisje (on hold)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu