9. Ezra's vloek verbreekt

59 5 0
                                    

Het begint te schemeren en iedereen heeft zo zijn buikje volgegeten. We zoeken allemaal hout om een kampvuur te maken, zodat we warm blijven vannacht. Als het vuur aan is gaan we allemaal in een grote kring eromheen zitten en iedereen vertelt zo zijn eigen verhaal. De wolven zaten dus in een leger die Kara uit het paleis heeft weten te jagen. "We hadden alle bewakers uitgeschakeld, we hoopten dat Kara niet in de gaten had dat wij voor de deur stonden, klaar om aan te vallen. Maar toen we de deur opentrapte, draaide ze zich naar ons om, riep een spreuk uit en verdween toen in zwarte rook...wij vielen allemaal op de grond en we hadden verschrikkelijke pijn, overal. Uren later werden we wakker in het donkere bos. We waren wolven. Uiteindelijk gungen we op pad, op zoek naar een uitweg, eten. we vonden diezelfde brug en we belandden in het Groene woud. Tot we plots een uil zagen, hij had een boodschap mee. In de brief stond dat het kwaad nog lang niet verdwenen was, maar dat er nog wel hoop was voor iedereen. Jou. In de brief stond dat we je ooit konden vinden in het donkere bos. Jaren lang hebben we je gezocht, Eva." Castor is eindelijk uitgepraat en iedereen kijkt me verwachtingsvol aan, wachtend op een antwoord. Maar ik zat daar alleen maar, verbijsterd voor me uit te staren. Uit mijn rugzak haalde ik het boek. Ik sloeg het boek open op de laatste blsdzijde en liet het plaatje zien aan Castor, het plaatje van mij, met een zwaard en het hoofd van Kara. "Ja, Eva. We weten het. Jij bent de uitverkorene, jij moet Kara verslaan."

De volgende ochtend lijkt het erop dat ik als eerste wakker ben. Ik sta op en besluit om ontbijt te zoeken. Als ik verder het bos inloop, hoor ik stromend water. Ik probeer het geluid te volgen en als ik een paar takken opzij schuif, zie ik een prachtige poel. Helderblauw en de stenen zijn begroeid met mos. Tropische vogels vliegen van tak naar tak. "Wow" weet ik als enige uit te brengen. Het is echt prachtig. Ik loop langzaam naar het water, maar als één voet het water raakt, spring ik er maar gewoon meteen in. Het water is niet zo heel erg koud en ik voel me al nu al een stuk frisser. Ik ga een paar keer kopje onder en mijn rode haar lijkt nu bijna donkerbruin. Als ik weer uit het water stap, van plan om de rest te vertellen van de poel, kijken twee glinsterende, groene ogen  me recht aan. Ik zet verschrikt een stap naar achteren. "Wie ben jij?", komt er als een dom piepstemmetje uit. De eigenaar van de ogen blijkt een jongen te zijn, bruin, krullend haar en een paar centimeter langer dan ik. "Eva? Ik ben het, Ezra..." Ezra?! Oké dit is raar. Heel raar en ik zet nog een stap naar achter, het water bijna rakend. De jongen, nou ja, Ezra dus, zet een stapje dichterbij me en ik voel zijn ademhaling tegen mijn gezicht als hij me opeens een knuffel geeft. "Ezra? Maar....hoe...?" Ik snap er niks van en hij begint te vertellen. "Eva, ja ik ben het, Ezra. Ik was net iets eerder wakker dan de rest en besloot om een kijkje te gaan nemen in het bos, net zoals jij blijkbaar. Ik vond ergens in de struiken een soort fruit...het leek op een soort ananas, maar dan van goud. Ik weet niet waarom, maar ik nam een grote hap en toen... werd ik...mezelf weer!" Vol ongeloof staar ik hem aan. Zijn gezicht is vrij breed en hij heeft schattige kuiltjes in zijn wangen. Een echte brede kaaklijn heeft hij niet maar het staat hem wel goed. "Ezra....ik...ik weet niet wat ik moet zeggen... kom, we laten het de andere zien!". Terwijl we weer door de bosjes terug naar de open plek lopen, hoor ik achter me een kort geritsel, maar wanneer ik me omdraai is het al te laat. Een scherp voorwerp doorboort mijn buik en het bloed druipt naar beneden. Ezra vangt me net op tijd op. "Eva!" roept hij en dan worden de zwarte vlekken te veel en is alles zwart.

Eva, Het Wolvenmeisje (on hold)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu