10. Margaret

56 6 0
                                    

Mijn hoofd voelt ontzettend zwaar en er schiet een felle pijn door mijn hoofd als ik mijn ogen open probeer te doen. Het voelt net als die keer toen de wolven me uit het bos hadden gedragen. Ik lig heel stil om de pijn iets te verzachten en probeer te luisteren of ik toch een aanwijzing krijg van waar ik ben. Het enige wat ik hoor is een druppel die met een regelmatig ritme op de grond valt, daarna klinkt een korte echo. De grond is hard en de lucht is een beetje muf. Ik begin een beetje te bibberen, de temperatuur is ook niet erg hoog hier. Ben ik in een grot? Voorzichtig voel ik met mijn handen om me heen. Ik voel de koude, vochtige grond, maar ook een koud, ijzeren hek aan de linkerkant van mijn lichaam. Aan de rechterkant voel ik vochtige rotsen. Het voelt een beetje alsof ik blind ben, want nog steeds kan ik mijn ogen niet openen door de pijn. Dan hoor ik plots een gekuch van een meter of twee verderop. Ik kruip richting het geluid toe, met nog steeds mijn ogen dicht. "Hallo?" klinkt er aarzelend uit mijn droge keel die verlangd naar een paar flinke slokken water. "E....Ev..Eva...? Ben jij...dat?" zegt de stem en ik herken de stem uit duizenden. Ezra. "Ezra?" ik zit nu tegen de tralies aan en ik voel zijn koude hand de mijne angstig vastpakken. Eindelijk krijg ik mijn ogen geopend en alles ziet er precies uit zoals ik het me had voorgesteld, een koude, natte grot. Ik zit een soort cel. Het is heel donker dus ik tast om me heen, op zoek naar iets om jet hek te verbuigen ofzo. Het enige wat ik tegenkom zijn steentjes.

"Ezra? Wat is er gebeurt? Ben je oké?" Ezra kijkt me met grote, verwarde ogen aan. Hij ziet er van streek uit. "Ik heb geen idee waar we zijn, waarom we hier zijn, maar ik wil hier zo snel mogelijk weg." Ik ben het met hem eens, ik wil hier ook zo snel mogelijk weg. Vanuit mijn linkerooghoek zie ik opeens een deur piepend opengaan. Terwijl ik me omdraai naar waar het geluid vandaan kwam, wordt ik al verblind door een fel, geel licht,  die iemand vlak voor mijn gezicht houdt. Ik houd mijn arm voor mijn gezicht en knijp mijn ogen tot streepjes, waardoor ik een donker gedaante zie die een lantaarn vasthoudt. Het is niet duidelijk wie het is, dus ik vertrouw het niet en dijns achteruit, tevergeefs, want de cel is niet al te groot. "Zo zo, wat hebben we hier. Twee jonge mensen die dachten dat ze zomaar even mijn magische poel konden betreden? En jij jongeman..." ze draait zich richting Ezra. "Jij neemt ook gewoon een hap uit elk fruit dat er goud uitziet? Tjongejonge, de jeugd van tegenwoordig denkt steeds minder na." zegt een hese vrouwenstem. Het licht van de lantaarn is iets zachter geworden, waardoor haar gelaatstrekken zichtbaar worden en het duidelijk wordt dat het een oude vrouw is. Ze heeft een lange kin en een dikke neus. De rest van haar gezicht is niet duidelijk. Ik werp even vlug een angstige blik naar Ezra, die net zo bang terugkijkt. De vrouw keert zich weer naar mij toe en begint een paar onverstaanbare woorden te mompelen. Ze bekijkt me van top tot teen, dan graait ze een verfrommeld papiertje uit een grote, overvolle schoudertas en bekijkt me nog eens van top tot een. Ik kan de vrouw alleen maar met grote, verwarde ogen aankijken en blijkbaar doet Ezra precies hetzelfde. "Zo meisje, wie zijn jij en je vriendje?" Ik en Ezra kijken elkaar aan. "Ik ben...Eva, en dat is Ezra." De vrouw staart me met grote ogen aan. Ezra negeert ze volkomen. Ze verfrommeld het papiertje weer en stopt het weer in de tas. Dan pakt ze uit een zak van haar lange, wollen vest een grote bos sleutels. Zonder veel zoekwerk pakt ze er een sleutel tussenuit en opent het poortje, dat niet al te groot is, en maakt die van Ezra dan ook maar open. Aarzelend kruipen we door de opening en volgen de de vrouw, die inmiddels al bij de piepende deur is. 

" Zo, weten jullie waar we zijn?"  Nee natuurlijk niet. Anders waren we alweer weggevlucht. Ezra zit rechts naast me. We zitten samen op één houten stoel aan een kleine, ronde, houten tafel. De vrouw legt haar armen op de tafel en komt steeds dichterbij en bekijkt onze gezichten één voor één. Haar grijze haar valt in slordige lokken in haar gezicht. Als ze zich naar mij toe keert is de kleur van haar ogen het eerste wat me opvalt; ze zijn paars. "Ik ben Margaret, en wie zijn jullie?" Had ze dat niet al gevraagd? "Oja, jij was Ezra en je vriendinnetje heette...?" "Eva." Vul ik haar aan. De vouw, Margaret, staat op en gaat links een donker gangetje in. "Eva, we moeten hier weg, nu." Ik kan Ezra alleen maar verbaasd aankijken; die vrouw ziet er anders heel vriendelijk uit. "Hoezo, waar heb je het over?" antwoord ik. "Ik ken die vrouw, ze is een aanhanger van Kara, Eva. Ze wil je vermoorden, en anders wel naar Kara brengen. We moeten hier weg, en wel nu meteen!" Zonder met mij nog te overleggen, staat Ezra op van de stoel waar we samen op zaten. Ik doe hem na en dan loopt Ezra gehaast hetzelfde gangetje in als waar Margaret in was gegaan. "is dit wel zo slim, Ezra? We weten niet eens waar we naartoe moeten." zeg ik op fluistertoon. "Doe maar gewoon wat ik doe en volg me maar." Ik doe wat hij zegt en we gaan rechts een steile, stenen trap omhoog. Met als de grot is de trap vochtig en heel glibberig, waardoor we heel voorzichtig moeten lopen. Ezra lijkt er niet al te veel moeite mee te hebben en klauert omhoog. Ik zie nu pas dat hij geen schoenen aan heeft, en wat zijn kleren betreft is er ook niet veel van over.

Ik kijk omhoog en een paar meter boven ons zit een rond, houten luik. Ezra duwt er tegenaan, maar het luik zit potdicht. "Wat nu?!" Roep ik naar hem, Ezra ligt duidelijk een paar treden voor en het gangetje van de trap lijkt steeds smaller te worden. Ezra kijkt een beetje hopeloos naar mij en dan horen we plotseling een schel geschreeuw van onder. "Is dat Margaret?" Vraag ik aan Ezra die nog steeds bezig is om het luikje open te krijgen. Het geschreeuw van Margaret wordt steeds erger en ik hoor dat ze onze kant op komt. "Denk maar niet dat je kunt ontsnappen, ik krijg jullie wel!" Vlug werp ik een blik naar beneden, en inderdaad: de oude vrouw komt langzaam en strompelend de trap op. Ze is nog ver weg, maar ze komt steeds dihterbij, wat me de stuipen op het lijf jaagt. "Ezra, maak het luik open, nu!" Gil ik naar hem. Ezra doet wat hij kan en Margaret komt steeds dichterbij. Ik help Ezra en ik voel een akelig handje mijn voet vastpakken als net op tijd het luikje opengaat en Ezra me naar boven trekt. Ik gil en ik wordt meteen verblind door het buitenlicht van de felle zon. Ik trap wild om me heen, in de hoop dat ik zo het luik dicht kan trappen. Met nietsziende ogen graai ik om me heen, ik vind een dikke steen en gooi hem waar een schel gekrijs vandaan komt. Ik probeer mijn ogen open te doen en dan hoor ik een harde klap.

Eva, Het Wolvenmeisje (on hold)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu