Ik ben al iets van 20 kilometer aan het lopen. Mijn voeten doen ontzettend pijn. Mijn eten is op. Mijn drinken trouwens ook. En mijn hoop al helemaal. Ik had misschien nooit weg moeten lopen, thuis was toch zo slecht nog niet. Ik kreeg tenminste te eten en te drinken, had een bed en kon zo mijn saaie leventje leiden. Maar ik moest zonodig weglopen. De pop en het boek zitten nog steeds in mijn tas. Elke dag lees ik in het boek. Maar helaas is het in een vreemde taal. Er staan wel plaatjes in, vreemde plaatjes. Monsters, de wolven die ook op de kaft staan, een donker bos, moeras en de rest is gewoon helemaal zwart, maar in die zwarte plaatjes is ook iets vreemd, ze hebben allemaal twee rode puntjes naast elkaar in het midden. Alsof het twee ogen zijn die je de stuipen op het lijf jagen, het boek stinkt trouwens op de bladzijde van de zwarte plaatjes. En of dit boek niet al vreemd genoeg is, staat er op de laatste bladzijde een plaatje, van mij...met in één hand in zwaard en in de andere hand...een hoofd...van Kara...
Na dagen lopen kom ik uit bij een bosrand. Het bos ziet er dood en vooral heel erg donker uit. De bomen zijn zwart en er zit bijna nergens meer een blad aan, het bos stinkt ontzettend. Ik loop er langs en wordt meteen misselijk van de geur. Het ruikt naar dood en zwavel. Een kraai komt uit het bos gevlogen en ik kijk hoe hij neerstrijkt in een veld. "Eva...Eva! Kom...het is je laatste kans..." ik schrik me dood en kijk vlug om me heen waar het geluid vandaan komt, maar er is niks te zien. Dan richt ik mijn ogen op het donkere bos, en ik hoor weer vreemde stemmen: "Eva! Kom vlug, nu!" Ik heb geen idee waarom, maar ik begin langzaam te lopen, richting het donkere bos. Mijn lichaam gehoorzaamt mijn hoofd niet meer, want ik wil alles behalve dat bos in! Ik ben bang want ik ben nog maar een paar stappen verwijderd van het bos. De geur van zwavel en dood word steeds sterker en ik sluit mijn ogen, in de hoop dat het toch allemaal een droom is. Ik voel een koude rilling en hoor vreemde geluiden. Ik ben in het bos. Ik doe mijn ogen weer open en ik kan weer normaal lopen. Het liefste wil ik weer terug en uit het bos lopen, maar als ik me omdraai is alles dichtbegroeid. Er is geen uitweg. Verschrikt kijk ik om me heen of er ergens een uitweg is, maar het is hopeloos. De bomen zijn zwart en de takken lijken me vast te willen grijpen als ik er langs loop. De bodem is donkerbruin en overal staan vreemde dingen die lijken op paddestoelen en het lijkt alsof er een één of ander gas van afkomt. Ik moet ervan hoesten. Alles en overal stinkt het verschrikkelijk en ik moet soms gewoon bijna overgeven. Ik heb geen idee waar ik heen loop en als ik uiteindelijk keihard tegen een boom aanloop wordt het zwart voor mijn ogen, maar net voordat ik flauwfal verschijnt er een wit gedaante voor mij ogen. En dan is alles zwart.
"We moeten haar meenemen." "Misschien is ze wel gevaarlijk." "We kunnen haar hier toch niet zomaar achterlaten, het sterft nog." ik hoor vreemde stemmen en wanneer ik mijn ogen open probeer te doen, krijg ik ontzettende hoofdpijn. Het voelt bijna masserend hoe ik word gedragen en ik brobeer een glimp op te vangen van degene die me dragen, maar dan schiet de pijn weer in mijn hoofd en laat het zoals het is. we zijn vast nog in het donkere bos want de stinkende zwavelgassen en giftige damp jagen me nog steeds de stuipen op het lijf. Ik sluit mijn ogen want openhouden lukt niet. Dan voel ik dat ik wordt neergelegd, de grond stinkt niet meer en ruikt naar aarde. boven me zie ik een lichtgrijze lucht met witte wolkjes, omringd met de toppen van hoge eikenbomen en naaldbomen. De pijn is minder en ik til voorzichtig mijn hoofd op, om te zien wie me uit het bos gedragen hebben. Twee, grote, groene ogen kijken me indringend aan. Ik deins achteruit, zover dat kan. ik merk nu dat ik op een donkerrood doek lig. Ik bekijk de eigenaar van de twee ogen eens goed, het is een bruine wolf. Wacht, een wolf? Waar ben ik in hemelsnaam? "Waar ben ik?" vraag ik angstig. De wolf draait zich om, "ze is wakker." ik snap er helemaal niks meer van, ben ik soms hard op mijn hoofd gevallen? Deze wolven kunnen praten! Meerdere wolven komen naar me toe, een zwarte, witte, grijze, bruinrode, grijswitte, en nog meer gekleurden wolven kijken me onderzoekend aan. "Rustig maar, je bent veilig. Kun je ons je naam vertellen?" zegt de witte wolf, maar ik kan niks dan ze verward en bang aankijken. "Eva." zeg ik heel zacht, ze kunnen het vast niet verstaan, maar toch kijken ze elkaar aan, alsof ze het wel verstaan hebben. "Eva, ik ben Castor en dit zijn de andere elf wolven, Luna, Margo, Sarmero, Bokar, Fynn, Merdia, Burtus, Ross, Quinda en Hondar. Ik kijk ze alle twaalf een voor een aan, en ik begrijp er nog steeds niks van. "Luister, Eva. We gaan je helpen. Helpen de vloek te verbreken en de heks te verslaan."
JE LEEST
Eva, Het Wolvenmeisje (on hold)
FantasíaEva woont bij haar strenge tante Kara, haar ouders zijn dood. Denkt ze. Eva is het zat om de strenge regels van Kara te moeten volgen en besluit om weg te lopen. Onderweg komt ze langs een bosrand waar ze als het waren wordt ingelokt. In het bos won...