Hoofdstuk 2

224 17 6
                                    

Jup, een iets minder lang hoofdsuk dit keer. Ik lach me dood om de clichéheid van dit alles... Maar toch, ik vind het grappig and I'll do what I want (lol deze zin begint oud te worden). Wat me opvalt is dat Joe nog geen één keer in dit verhaal voorkomt! Slecht hoor! 

Let niet op het hoge fan fictie gehalte van dit verhaal en ENJOY (narnia)!

P.s. Let niet op dat Narnia

P.p.s Let niet op al die Let op's van mij. 

Hoofdstuk 2 

Enkele dagen later, Duitsland

Met een glas champagne in mijn rechterhand keek ik naar het abstracte schilderij van waterverf, met een lijst van goud eromheen die glansde in het licht van de lampen. De groene verf liep over in donkere vlekken en grijze penseelstreken. Geïntrigeerd las ik het kaartje dat onder het schilderij hing.

Portrait of Loki, god of Mischief

‘Niet echt een lijkend portret, vind je niet?’ vroeg een stem achter me. Geschrokken draaide ik me om en ik keek recht in een paar blauwe ogen in een bleek gezicht. De jonge man zijn zwarte haar zat keurig achterover gekamd en hij glimlachte geamuseerd. Iets in zijn blik gaf me het gevoel dat hij op me neer keek en me niet zozeer interessant vond maar alleen maar vermakelijk.

‘Soms hoeft een portret niet het gezicht van een bepaalde persoon uit te drukken, maar het kan ook de indruk van een personage beschrijven die is geweest, nog moet komen en zal zijn.’ Ik keek de man even onderzoekend aan. Hij was lang en had een gracieuze rechte houding. Hij droeg een op maat gemaakt pak met een groen met gouden sjaal die leek te passen bij het schilderij. ‘Toch moet ik bekennen,’ zei ik. ‘Dat ik de titel niet helemaal vind kloppen. Loki was zowel de god van het vuur zoals van het kwaad. En vuur is ondanks de destructie die hij kan aanrichten een bron van leven.’

‘Je bent een deskundige op dit gebied?’ vroeg hij met nog steeds die geamuseerde lach rond zijn mond. Ik lachte terug, hoewel niet helemaal van harte. ‘Ik heb het gestudeerd.’

‘Vandaar,’ hij knikte. ‘Gelooft u in de goede kant van mensen?’

Vanwaar deze vraag nou weer? Ik keek hem recht in zijn blauwe ogen en er ging even een schok door me heen. Er lag zo veel meer achter, een onpeilbare pijn die ik soms ook in mijn eigen ogen zag wanneer ik in de spiegel keek. Er sprak zo’n diep verdriet uit dat ik me even niet helemaal goed voelde. ‘Ik… Ik ben pacifist.’ Mompelde ik.  ‘Ik geloof dat ieder mens een goede kant heeft.’

Hij knikte weer. ‘Mag ik je ten dans vragen?’

‘Ik ben niet zo goed in dansen,’ zei ik.

‘Ik ook niet.’ Hij pakte mijn hand, die voelde ijskoud. Er ging even een huivering door me heen en zijn mond glimlachte terwijl zijn ogen niet volgden.

We liepen naar een plek waar wat meer mensen rustig aan het walsen waren en ik was blij dat ik mezelf die dans al jaren geleden aangeleerd had.

De melodie was droevig maar mooi en vulde mijn hoofd met herinneringen aan vroeger, aan tijden die triest maar rustig waren, tijden waarin ik niets anders wou dan wegvliegen naar andere werelden die alleen bestonden in de fantasie van mijn gedachten.

(Sophie, 14 jaar oud) De wind blies in mijn gezicht en mijn benen bungelden over de rand van de klif. De ruige zee strekte zich voor me uit en de zoute lucht maakte mijn haar ruw als touw. Toch hield ik van het geruis, van de onstuimigheid van het water en de wolken die voorbij leken te vliegen.

Ik vroeg me af wat er zou gebeuren als ik mezelf voorover zou buigen en de klif en de wereld achter me los zou laten. Hoe zou ik me voelen als ik viel? Die seconden voordat de dood me zou nemen. Zou ik me vrij voelen? Eindelijk verlost van de last van de wereld? Of zou ik doodsbang zijn en gillen? Nee dat niet. Als ik zou los laten zou ik dat uit vrije wil doen en dan zou ik de rotsen onder me met open armen ontvangen. Zouden ze verdrietig zijn, de rotsen, dat ze weer iemand braken? Dit maal niet de golven maar een levend persoon met een polsslag en gevoelens, hoe verward en pijnlijk die gevoelens ook waren.

Want niets kon me nog iets schelen, de wereld was slechts een leegte die mensen probeerde te vullen door iets wat ze liefde en vriendschap noemden…

‘Waar bevinden je gedachten zich?’

De poëtische stem van de man maakte me los uit mijn herinneringen en ik keek naar zijn gezicht. Het stond dit keer werkelijk geïnteresseerd en daar verbaasde ik me over.

‘Ik dacht aan de simpelheid van het leven en de leegte die we allemaal proberen te vullen met dingen die eigenlijk helemaal niet belangrijk zijn.’ Ieder ander mens zou hebben gelachen en hebben gedacht dat ik een grapje maakte maar het gezicht van de man stond ernstig. Hij lachte niet en keek me aan met zijn droevige blauwe ogen.

‘Soms vraag ik mezelf precies hetzelfde af.’

Hij meende het. Hij was honderd procent serieus en wist waar ik het over had. Hij keek de zaal rond en het leek wel alsof hij spijt had, spijt van iets onvergefelijks of onherroepelijks, iets wat hem met zulke littekens had achter gelaten. Hij keek weer naar mij en glimlachte mistroostig. ‘Zorg ervoor dat je over vijf minuten het gebouw hebt verlaten. Er gaat iets vreselijks gebeuren en ik zou niet willen dat jij daar het slachtoffer van zou worden. Mensen zoals jij zijn zeldzaam in deze sterfelijke wereld.’

‘Wat?’ vroeg ik, nu toch wel verward.

‘Vertrouw me.’

Iets in zijn blik liet me huiveren en ik deinsde achteruit. Hij schudde droevig zijn hoofd en ik keek hem vol ongeloof aan. Waar had hij het over? Was deze man gek? Toch wist ik dat hij het meende, vanuit het diepst van zijn hart, als hij een hart had. Het maakte me bang en ik draaide me om. Zonder naar hem om te kijken rende ik naar buiten, weg van deze mysterieuze figuur en beklemmende ruimte. Maar hoe verder ik me van hem bevond, hoe dichter bij de verwarring leek te komen.

Unspoken TruthWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu