Hoofdstuk 11

171 16 6
                                    

Ik heb dit hoofdstuk in één grote roes geschreven. Ik had mezelf vastgeschreven en schreef me er weer uit om het zo te zeggen. En daarna ging ik the Labyrinth kijken.

DANCE MAGIC DANCE.

En ja, Sarah valt weer voor de foute/nietknappe types. DAVID BOWIE THE GOBLIN KING (L)

Anyway, dit hoofdstuk was zo vaag om te schrijven. Nee het is nog steeds niet afgelopen, het gaat nog verder. Where everything is possible and nothing is what it seems...

De muziek hiernaast is van de BBC serie Doctor Who maar dat maakt niets uit. Ik luisterde het terwijl ik dit schreef en nu hoort het bij dit stukje. Ik hoop dat jullie het leuk vinden :) xxx

and remember: Where everything is possible and nothing is what it seems...

Hoodstuk 11

Tranen waren slechts producten van verdriet. Niet meer en niet minder. Woorden waren de gevaarlijkste wapens. Ze waren machtiger dan alle anderen, die alleen maar het lichaam konden raken. Woorden konden doordringen tot in de ziel, waarzo ze als het ware de eigenaar langzaam verteerden. Eenmaal aangebracht konden ze niet weg worden genomen, ze bleven altijd want geen zalf kon de ze helen, ze bleven altijd, als een litteken dat bij de geringste aanraken weer bloedde.

Ik vroeg me af of iemand immuun kon worden voor de wapens van woorden, of het opbouwen van een schild mogelijk was. Ja, dacht ik, hoewel dat schild niet altijd waterdicht was, dat had ik wel gezien bij Emily. Maar haar schild had punten waardoor alles wat in haar weg kwam geraakt werd.

Misschien moest ik ook zo’n schild opbouwen.

Ik haatte mezelf. Ik was een zwakkeling, eenzaam en alleen, zonder enig talent voor ook maar iets, zonder enig doel in mijn zielige leventje. Opnieuw voelde ik me machteloos en nietig. Ik kon niets doen, enkel toekijken.

Ik was van het park weer terug naar de Stark Tower gelopen en had de lift naar de woonkamer genomen. Binnen een paar seconden schoven de deuren openen. Het appartement was volledig verlaten en ik plofte neer op de bank. Vermoeid keek ik naar het plafond, me realiserend dat ik niets te doen had en dat ik compleet doelloos was.

Misschien moest ik maar gewoon verhuizen, ergens een ander leven starten. Een nieuwe naam, een nieuwe baan en misschien zelfs iemand om van te houden die niet de wereld wou overheersen.

Ik kon me dit niet voorstellen. Als ik aan een relatie dacht was het enige wat ik zag hem, zijn blauwe ogen en donkere haar, die afstaken tegen zijn bleke huid. Ik kon me niemand in zijn plaats voorstellen want hij stond in mijn geheugen gegrift, als de tekst op een grafsteen.

Zijn statige schouders, zijn rechte kaak en zijn puntige neus. Zijn vloeiende woorden die me vervulden met een vreugde die ik lang niet had gekend. Zijn lach die af en toe door de verschrikkingen heen brak. Ik zag hem zo helder voor me, alsof hij daar stond, buiten, en nu richting de glazen deuren liep.

Wacht.

Ik ging onmiddellijk rechtop zitten en knipperde met mijn ogen.

Hij stond daarbuiten. Hij hield een scepter in zijn handen, de scepter die ik herkende van de expositie in Duitsland en in zijn ogen lag een zekere daadkracht.

Hij beende naar de deur en deze schoof open. Toen hij mij midden in de kamer zag staan hield hij stil. Zijn ogen werden groot van verbazing en hij deinsde zelfs een klein beetje achteruit.

‘Wat…?’ mompelde hij.

Ik was door stomheid geslagen en staarde hem aan.

‘Wat doe jij hier?’

Unspoken TruthWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu