Hoofdstuk 6

191 16 5
                                    

Jaaj, de drama heeft de drama overtroffen! Ik was echt in een enorm dramatische bui en besloot ervan gebruik te maken door dit te schrijven. Ik was een hele tijd gestopt met schrijven omdat ik Unspoken Truth echt vreselijk slecht geschreven vond. Dus heb ik besloten al mijn "omg drama" troep erin te gooien en het zo literair mogelijk te maken (dream on Sarah, dream on)... 

Ik hoop dat jullie me vergeven heheh. 

Dat einde: SKYFAAAAAAALLL

ps horen dit soort verhaaltjes niet altijd aan het eind van het verhaal? Neigh, I'll do what I want hehe 

Hoofdstuk 6

‘Hoe…?!’ vol afschuw liep ik naar de cel waar Loki in zat. Hij zat op de grond, tegen het glas geleund met zijn gezicht verborgen in zijn handen. Hij keek op toen hij mijn stem hoorde en ik zag dat zijn gezicht blauw was en zijn ogen rood.

Ik rende naar hem toe en knielde bij hem neer, het glas was het enige wat ons scheidde. ‘Waarom?’ vroeg ik verdrietig.

Zijn rode ogen staarden me droevig aan en hij schudde zijn hoofd. Al zijn gevoelens sneden door het glas heen en ik voelde hoe ze mijn hart raakten en me verlamden. Ik haatte de glazen cel waarin hij zat, ik haatte de camera’s die continu alles in zich opnamen en ik haatte het lot omdat het zo wreed was en mij en deze man langzaam kapot leek te maken.

‘Monster…’ mompelde hij. Zijn stem was zo fragiel dat hij elk moment kon breken maar toch was dat ene woord zo sterk dat ik wou dat het niet bestond. Waarom moest nou net hij zijn wie hij was? En waarom viel ik nou net voor hem terwijl hij de werelds vijand was. Ik vroeg me af wat er van ons zou geweest als dit een andere wereld was. Of een andere tijd, of gewoon een ander leven waarin hij geen god was en ik geen mens en we misschien een normaal leven konden leiden. Een leven waarin mijn ouders niet dood waren of me verlaten hadden, eentje waarin we met zijn allen bij elkaar konden zijn, Loki, ik, Oom Tony, Pepper, mijn ouders, the Avengers en zij. Zij…

‘Maar waarom moet je gaan? Je kan me hier niet alleen laten!’  Haar donkere ogen waren roodbetraand en haar haar zat in de war. Ze was zo veranderd de afgelopen jaren. Emily was niet meer het afstandelijke meisje van veertien dat teveel had meegemaakt en daardoor alleen nog maar zichzelf had.

‘We moeten onze eigen wegen volgen, we kunnen toch niet altijd hier blijven?’

‘Waarom niet?!’ riep ze wanhopig. Haar gezicht was bleek en stak fel af tegen haar donkere haar.

‘Omdat we volwassen worden. De tijd gaat door, dat zal het altijd blijven doen.’ Ik deed een stap achteruit en Emily lachte hysterisch.

‘Ik dacht dat we deden wat we wouden!’

‘Ik wil weg!’

‘Waarom?!’

‘Omdat ik een eigen leven wil leiden.’

‘Je haat mij!’

‘Dat heb ik nooit gezegd!’ kwaad draaide ik me om en Emily greep me bij mijn arm. ‘Laat me los!’ riep ik terwijl ik een snelle beweging maakte waardoor haar arm in de klem raakte en ik die van mij los kon rukken.

De wind striemde mijn gezicht en de schemering zorgde ervoor dat ik de bossen achter me niet goed kon onderscheiden. Onwillekeurig moest ik aan dansen denken. Dansen op een klif, met onder ons de woeste zee, beukend tegen de rotsen. Door de ruwe wind kon ik niet goed mijn balans houden en ik wankelde achteruit, ietsje dichter richting de rand van leven en dood, want zo had ik de grens tussen klif en leegte genoemd.

‘Waarom haat je mij?’ Emily’s zoveelste vraag raakte me als een kogel in het hart en dit keer strompelde ik achteruit vanwege de impact van de woorden die meegedragen werden door de wind.

Nog een stap dichterbij de rand van leven een dood.

‘Waarom geef je meer om die oom van je? Die moordenaar? Waarom? Wat heeft hij meer te bieden dan ik? Hij negeert je, hij kijkt niet naar je om terwijl ik er altijd voor je ben! Wanneer heb ik jou alleen gelaten? Wanneer was ik er niet voor je?’

Vragen. Ze leken me te doorboren met de kracht die een mes nooit zou kunnen hebben gehad. Zoekend naar antwoorden of slechts woorden in het donker keek ik haar levenloos aan. Ze was gevuld met woede, een woede die altijd op het oppervlak lag en toch uit het hart leek te komen. Ik herkende het, hoewel dat van mij diep verborgen lag onder de lagen van verdriet en eenzaamheid.

Ogen die een hellevuur leken te spuwen keken mij aan, een duister licht in de duisternis.

‘Ik haat je niet…’ mompelde ik. ‘Jij haat mij…’

‘Hoe durf je dat te zeggen?!’ schreeuwde ze uit. Haar donkere haar vloog mee terwijl ze me naar de keel greep. In een trans waarin al het gevoel uit mijn lichaam en hart leek te zijn verdwenen dook ik naar beneden. Emily vloog over me heen en gleed naar het randje van de klif waar ze nog net tot stilstand wist te komen.

‘Emily…’ mompelde ik. ‘Je stelt zoveel vragen… Terwijl het antwoord in jezelf zit…’

‘Stop met die filosofische onzin! Je weet dat ik het toch niet begrijp! Je weet dat ik dom ben, dat ik al je beredeneringen niet snap en dat ik nooit zo rustig als jij zal kunnen zijn! Zie je wel, je probeert me kapot te maken! Net als hen!’

Ik knipperde met mijn ogen en keek haar aan, de wereld om me heen leek stil te staan en de tijd was niets meer dan een vage schaduw, aanwezig maar ongrijpbaar. Ik zag mijn reflectie haast in haar ogen en ze weerspiegelden mijn gevoelloosheid en koelheid die ik zomaar leek te hebben gekregen, als een kalmerend medicijn waardoor ik daarna alles in dubbele hevigheid zou herbeleven.

‘Ach wat doet het er ook toe…’ zei Emily opeens op een heel andere toon waar het gif van de krankzinnigheid vanaf drupte. Dit schudde me wakker uit mijn droom van wazigheid en ik opende mijn ogen, met een voorgevoel waarvan ik misselijk werd.

Emily kroop op, een gestoorde grijns op haar gezicht.

‘Emily nee.’ Ik stak mijn hand naar haar uit maar ze schudde glimlachend haar hoofd.

‘Emily denk na,’ zei ik doodkalm en ongelofelijk ernstig. ‘Dit lost niets op,’

‘Er valt ook niets op te lossen,’ met haar hoofd schuin keek ze me aan. ‘Want jij hebt me niet nodig, ik heb mezelf niet nodig, ik ben niet nodig. Ik ben alleen maar een extra last op de schouders van iedereen. Wees blij, ik zet eindelijk mijn egocentrische gedrag aan de kant. Dat is toch wat je zo graag wou?’

‘Je kent de ware betekenis van egoïsme niet,’ zei ik.

‘Jij wel dan?’ Emily deed een kleine stap achteruit en ik deed meteen een stap naar voren.

‘Emily nee,’

‘Hoe grappig, het ene moment wil je van me af en het andere moment wil je dat ik hier blijf. Of wacht, hé nu zie ik het. Je zou er niet mee kunnen leven als ik mezelf liet vallen. Nee, want dan zou het jouw schuld zijn. En met zo’n grote last kan jij niet leven. Jij. Hoor ik hier het woord egoïsme?’

‘Emily stop!’ ik zette mezelf af en rende naar haar toe maar nog net voordat ik haar bereikte had ze haar ogen gesloten en haar armen geopend.

‘Nee!’ mijn stem doorkliefde de stilte van het moment waarop waanzin en werkelijkheid één waren. Het moment waarop je hoopt dat alles slechts een nachtmerrie is en je zwetend in je bed wakker wordt. Maar ik wist dat het niet zo was. En ik wist dat het verloren was. Alles.

In de leegte van de nacht viel een kleine figuur door de lucht.

Ik sloot mijn ogen maar het geluid van krakende botten in de doodse stilte van een verdoemde nacht waren afschuwelijk duidelijk te horen, terwijl de zegel van mijn miserabele leven mijn hart afsloot. 

Unspoken TruthWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu