Hoofdstuk 14

41 5 9
                                    

Louise, want zo begon ik haar ondertussen in gedachten al te noemen, zat gehurkt in een ongemakkelijke houding om het slot in te kunnen kijken. Glinsterende zweetdruppeltjes parelden als kleine kristallen over haar voorhoofd. Haar handen gingen net zo vaardig met de ijzerdraden om als met haar beruchte borduurnaalden. Ik wist me nog net in te houden om een jolige opmerking te maken over haar verhouding met Alfred. Ada en ik stonden zenuwachtig op haar neer te kijken.
    "Lukt het?" vroeg Ada een beetje ongeduldig.
    Net op dat moment draaide Byrne de touwtjes een kwartslag en duwde de deur open.
    "Voilà!" riep ze zelfgenoegzaam uit. We verdrongen elkaar om naar binnen te komen. Het kantoor was somber aangekleed, zonder enige opmaak. Met een bijna obsessieve netheid waren alle papieren perfect gerangschikt en op het bureau gelegd in stapels. Ik voelde geen spijt toen ik erheen denderde en erdoorheen begon te woelen. Al snel kwam Byrne me helpen, zij het met minder haast, hoewel ik zag dat haar handen licht trilden van verwachting toen ze de perkamenten beroerden. Ada stond ongemakkelijk in de deuropening. Van ons drieën had zij nog het meeste fatsoen, schoot door me heen. Naarmate wij ons door de cijfers en bankschriften werkten, hield ze de gang en de weg buiten in de gaten.
    Na een halfuur, wat volgens Byrne veel te lang was, vonden we eindelijk waar we al een aantal dagen naar zochten; een klein boekje waar alle uitgaven en inkomsten van de Ruthsteins genoteerd stonden. Byrne, die de ontdekking deed, zwaaide het triomfantelijk voor mijn ogen heen en weer.
    "Dit is het. Dit is onze redding!"
    Ik draaide me om om Ada te zeggen dat het goed zou komen, dat de arbeiders vrij zouden zijn en dat ze binnenkort geen dag meer in de fabriek hoefde te werken. Maar ze was verdwenen.
    Om mezelf daarvan te verzekeren, keek ik nog een keer het vertrek rond, alvorens ik de kamer uit rende. Byrne keek gealarmeerd om zich heen en volgde me, nog steeds half in de roes van onze vermeende overwinning. We sproken kort af om allebei een deel van het huis te verkennen. Als eerst rende ik naar de zitkamer, bang dat Laurence toch vroeg was thuisgekomen en haar daar een pak rammel gaf na haar betrapt te hebben. Daar was het echter leeg. Een ingeving leidde me naar het toilet. Die zat niet op slot, dus ik luisterde aan de deur of er iemand binnen was. Ik hoorde een zware ademhaling en smeet de deur open. 

Ada zat over de pot heen gebogen en begon vreselijk te hoesten. Ze zag er niet zo slecht uit als op de dag dat ik haar kwam opzoeken, maar zag erg bleek. Toen ze me opmerkte ging ze rechtop zitten, maakte zich klaar om - haar kennende - zich te verontschuldigen en boog zich opnieuw toen dit niet lukte, nu om een hoop gal uit te spugen, dat als een slijmerig drabje haar mond uit droop. Werkeloos keek ik toe hoe ze moest vechten voor elke ademhaling. Louise verscheen plotseling ook. Binnen een halve seconde had ze de situatie beoordeeld.
    "Rose, jij haalt water. Ik blijf hier."
    Ze liep ogenblikkelijk langs me en begon systematisch klopjes te geven op Ada's rug. Ik landde langzaam weer in de werkelijkheid en rende naar de keuken. Voor de zekerheid schonk ik twee glazen in. Ik rende weer terug door de gang. Ik zag dat Ada al iets minder heftig hoestte en ik reikte haar een van de glazen aan. Rustig nam ze een paar slokjes. Ze zag er zo fragiel uit, met haar bleke huid en dunne postuur. 
    "Ik voel me al beter. Je hoeft je geen zorgen te maken."
    "Dat zei je de vorige keer ook."
    Ze beet op haar onderlip en staarde naar de grond. 
    "Het wordt niet beter," zei ze, zo zacht dat ik de woorden amper verstond en met tranen in haar ogen. Het voelde alsof mijn wereld instortte als een kaartenhuis. 

-//-

Het einde van de ochtend naderde al toen ik me uit mijn deken rolde. Ik hees mezelf in het eerste kledingstuk dat ik te pakken kreeg. Nog half in slaap stommelde ik de gang in. Ik wreef de slaapjes uit mijn ogen en dwong mezelf om wakker te worden. Meteen werd mijn zicht helderder. 
    Het was zaterdag. Dat betekende dat ik het weekend zou moeten uithouden met Laurence en Johan in huis. Mijn pleegvader had me in de avonden steeds compleet genegeerd als hij thuis was en at in zijn eigen kamer. Mijn verwachting was niet dat hij die gewoonte in het weekend zou veranderen. Byrne was met de noorderzon vertrokken, om op een subtiele manier de informatie die we met zoveel moeite hadden verkregen, te verspreiden. Aan Laurence had ze verteld dat ze een weekendje naar huis was vanwege een sterfgeval in de familie. Ik vroeg me onwillekeurig af of ze Alfred diezelfde leugen wijs had gemaakt. Zou hij weten over haar geheime identiteiten? Waarschijnlijk niet, veronderstelde ik.
    Ada had ik naar huis gebracht. Ik was banger geweest dan zij toen ze me uitlegde dat haar longziekte niet meer over zou gaan. Ik was bang om haar te verliezen. Bang om nog meer schuld op me te nemen. Bang om het niet aan te kunnen. Haar ogen hadden vol levenslust gestaan en ze zei dat ze zou vechten tegen de dood, tot haar laatste snik. We wisten allebei dat dat niet genoeg zou zijn.
    Het liefst wilde ik vluchten van mijn problemen. Mijn wereld leek in niets meer op hoe die was geweest. En toch was het nog maar enkele weken geleden dat er zoveel verandering in gekomen was. Het liefst zou ik het bos in gaan om me te ontspannen. Maar Evelynn en William zou ik pas kunnen opzoeken zodra de Bewaarder de eikenbomen opdroeg om me te roepen. Tot die tijd had ik een veel beter idee. 

Zonder enig geluid te maken sloop ik richting de deur van Laurences werkkamer, die zich verder in de gang bevond. Met een vreemde mengeling van opluchting en bezorgdheid zag ik dat de twee ijzeren draadjes nog steeds in het slot gestoken waren. Snel rukte ik ze eruit. Ik hoopte maar dat Laurence ze niet had zien zitten. Voordat ik aan het ontbijt begon, verborg ik het gereedschap in mijn kussensloop. Daar zou het betrekkelijk veilig liggen tot ik had uitgevogeld hoe ik ermee het luik in het atelier kon openen. Het voelde alsof ik daar nog een laatste stukje Mary zou kunnen vinden.

Fluisteringen van het WoudWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu