Hoofdstuk 4

196 9 4
                                    

12-04-1912

De volgende dag loop ik samen met Tom helemaal vermomd over het dek. We praten over onze interresses. Hij is echt zo leuk. Opeens voel ik mijn hand in een ander hand glijden. Het is natuurlijk hetzijne. Ik ben echt blij! Ik zie mijn moeder ook over het dek lopen. Ze is aan het praten met een man. Een onbekende man. Ik maak me wat zorgen, hij ziet er nogal eng uit. 'Tom, ik maak me wat zorgen over mijn moeder, hij ziet er nogal creepy uit.' Er verschijnt een zure blik op Tom's gezicht. Waarom weet ik niet. Hij lost mijn hand. 'Is er iets?' vraag ik. Hij kijkt me aan en zegt dan: 'schat, er is niets.' Hij noemde me schat! Ik durfde hem eerst niet zo noemen. Weet je, ik laat het los, mijn moeder weet wel wat ze doet. Ik geniet van mijn tijd, met Tom. We wandelen verder.

's Avonds zie ik mama terug. 'Mama, waar is zusje eigenlijk de hele dag gebleven?' vraag ik. 'Ze is de hele dag in haar bedje blijven slapen en ik heb de deur op slot gedaan.' zegt ze. Ik doe mijn haar los. 'Mama, wie was die kerel die naast je liep?' vraag ik. Meteen wijkt ze af en vraagt: 'Wie was die jongen naast je en waarom was je vermomd?' Oh nee ze heeft me herkent, ik moet oppassen. We negeren elkaars antwoorden en gaan slapen. 'Slaapwel mama.' zeg ik. Ze zegt niets en gaat slapen.

TitanicWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu