hoofdstuk 1

215 9 0
                                    

Bijan helemaal ontkleed lig ik op mijn matras. HIJ is juist weg. Net als bijna iedere dag had hij zich tegoed gedaan aan mij  lichaam. Hij had me geslagen en misbruikt net als elke andere keer. Ik voel gewoon hoe de blauwe plekken zich aan het vormen zijn op mijn graatmagere lichaam. In het begin had ik me nog verzet maar dat vuur in mij werd al snel uitgedoofd. Ik had veel gehuild. Ik had geschreeuwd geroepen en gevochten. Niets hielp. Nu schreeuw ik al lang niet meer. Ik lig gewoon en wacht tot wanneer het voorbij is. De pijn het misbruik. Ik laat het over me heen spoelen en sluit het buiten zoals ik met alles hier doe. Dat is het makkelijkst. Zo moet ik niet denken aan de misselijkmakende geur hier in de kelder. Zo word ik niet beinvloed door de hoger die aan mijn maag knaagt elk uur van de dag en zo moet ik niet denken aan wat ik mis. Mijn mama, mijn papa, men vrienden. Mijn hoofd is leeg zoals altijd. Wat er bestaat voor mij is het hier en nu. De kleine stoffige kelder met een emmer in de hoek voor mijn ontlasting en een matras. Meer heb ik niet en dat intussen al 127 dagen. 4 maand en enkele dagen. Ik hou het bij. Ik verplicht mezelf. Dat is het enigste wat hij me niet kan afemen. Tijd. Dat is het enige wat ik effectief nog heb want zelfs mijn eigen lichaam id niet van mij. Ik sluit men ogen en leeg mijn hoofd. Niet denken verplicht ik mezelf want als ik begin met denken zal ik uiteen vallen in duizenden kleine stukjes. Niet denken... Niet denken....Niet denken. Herhaal ik steeds maar weer in mijn hoofd. Ik laag het mij meeslepen en uiteindelijk val ik in slaap.

Ik word wakker van de deur die open gaat. Licht stroomt de kamer in en in de deuropening staat een donkere gestalte.  Nee schreeuwt mijn hoofd. Niet weer 'Oh mijn god' hoor ik iemand zeggen wanneer het licht aangeknipt wordt. Even ben ik verblind en ik hoor hoe iemand me toe komt gesneld. Nu dringt het tot me door dat het hem niet is. Niet deze keer. Zijn pas is zwaarder en de stem die ik hoorde? Was dat een vrouwenstem? Ik ben van de wijs dus zoals altijd Ik sluit ik de hele wereld buiten. De persoon hurkt naast me neer. Het is een vrouw en ze draagt een blauw uniform. Het duurt even vooraleer het tot me door dringt dat het een agente is. Ze trekt haar jas uit en beruikt het om mijn lichaam mee te bedekken. 'Het komt goed',fluistert ze me toe en seint haar collega vervolgens om een dokter te halen en iets om me mee te fatsoeneren. De vrouw kijkt me aan. Tranen staan in haar ogen als ze me zo ziet. Hoe lang is het geleden dat ik nog eens tranen heb gezien?  Of zelfs ogen die geen zwarte poelen van verderf zijn? Ik voelde de emoties opkomen maar snel druk ik ze weer weg. Leeg verplicht ik mezelf. Alles moet leeg zijn. 'Het komt goed, herhaalt de agente nog eens. 'We brengen je naar huis.' Huis? denk ik. Ik probeer het me voor te stellen maar het lukt niet. Ik ken mijn huis niet meer. Op dat moment komt de andere agent terug met een politie-uniform en de dokter bij zich. Hij schrikt als hij me ziet. 'Heeft ze al iets gezegd?' Vraagt het kleine mannetje. De vrouw naast me schud haar hoofd. 'Ze lijkt helemaal van de wereld. Ze reageert totaal niet.' De dokter knikt en loopt naar me toe. Na een snel basisonderzoek verklaart hij me zo goed als gezond. Veel te mager maar voor de rest wel gezond. De agente knikt opgelucht en richt zich terug op mij. Ze praat de hele weg tegen me. Als ze me naar boven dragen. Wanneer ik voor het eerst in 4 maand weer buiten kom. Als ik in de ziekenwagen word gelegd. ZE Probeert met alle macht een reactie uit me te sleuren maar in mijn hoofd gaat er maar een ding om. THUIS. IK GA NAAR HUIS.

gebrokenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu