27. De val

48 6 0
                                    

Samuel galoppeerde door de rivier, naar de oever waar hij het kalf had zien verdwijnen. Hij snoof diep, alsof hij kon ruiken waar hij heen was gegaan. Sam stoof door de bossen heen, hij zat gebukt op Fenley en hield de teugels met eén hand vast. De bossen waren bedekt met een laagje sneeuw. Hij reed door de bomen en werd gezegend met het stof van de sneeuw wat van de takken viel. Het najaar was prachtig maar koud.

Het was al ver in het najaar en het was tijd om de kudde naar binnen te halen. De jaarlingen stonden in de winter binnen terwijl de oudere koeien buiten bleven. Die konden beter tegen het koude weer. De jongens waren de bergen in getrokken om ze op te halen.

De dag was vroeg begonnen en iedereen was warm aangekleed. Sam had een wollen vest over zijn trui aan, hij had voor de eerste keer in het jaar weer handschoenen aan en hij had de dikste sokken aangetrokken die hij kon vinden. Toch was de grootste troost in de kou die ze moesten doorstaan, zijn paard. Fenley was een lopende kachel. Constant verwarmde hij zijn koude lichaam. Sam betrapte zich er af en toe op dat hij zijn handschoenen uit deed om zijn handen op zijn nek, onder de manen van het paard te leggen. Sam raasde als een gek tussen de bossen door. Een kalf was ontsnapt en in paniek de bossen in gerend. Sam had tegen de jongens gezegd dat hij hem zelf wel kon pakken.

Het kalf wat was ontsnapt rende een paar honderd meter voor hem. Hij galoppeerde zigzaggend tussen de bomen heen, links, rechts. Een tak raakte zijn hand, hij vloekte. Hij kon zich er nu geen zorgen over maken en rende verder. Zijn ogen werden groot, hij moest snel reageren. Fenley liep te hard om te kunnen stoppen. Het kalf had zich vast gerend en wurmde zich tussen twee bomen heen. De bebossing was zo dicht dat hij en Fenley nergens langs konden. Hij zat vast. Waar Fenley heen wilde wist hij niet. Er stonden alleen maar bomen en hoge bossen. Hij keek links van zich, rechts. Rechts stonden minder bomen en zijn keuze was gemaakt.

Hij wilde springen, weg van het gevaar. Hij moest wel of hij zal met Fenley tegen de bomen klappen. Het ging goed tot het dier veranderde van richting. Had het gevaar ook aan zien komen. Zijn voet bleef haken in de stijgbeugel en hij schreeuwde. Zijn knie draaide toen hij viel. De lucht suisde om hem heen en hij hing ondersteboven aan zijn been. De pijn in zijn been was bijna ondragelijk. Hij slingerde door de lucht heen. Een angstkreet verliet zijn mond, Fenley draaide en daar kwamen de bomen. Daar kwam hij. Het was een harde klap en hij zal vast buitenwesten zijn geweest. Zijn hoofd knalde tegen een boom aan. De harde bast verwelkomde de huid van zijn voorhoofd. Bloed. Het zorgde voor een harde klap die zijn nek te verdragen kreeg. Door de klap schoot zijn voet los en hij raakte met een harde klap de grond.

De bladeren verwelkomden hem en even was hij blij dat het herfst was. Het bladerdek was zachter dan de kale grond. Hij lag stil. bang om te bewegen. Hij sloot zijn ogen, rook de geur van de aarde en perste zijn lippen samen. De wereld leek om hem heen te draaien. Een doffe dreun werd gevolgd door een schel gehinnik.

'Fenley.' Kreunde hij. Hoe moest hij bewegen, zijn lichaam voelde gebroken en het zal hem niets verbazen als hij werkelijk iets gebroken had. Hij wist het niet. Zijn vingers tintelden, zijn voeten waren koud. Was hij in shock? De smaak van bloed had zich verspreid in zijn mond en hij slikte. Wat liep er over zijn voorhoofd? Was dat bloed? Hij vroeg zich af waarom zijn zicht zo wazig was en hij haalde trillend adem.

Verdomme, wat deed dat pijn. Hoelang hij daar bleef liggen wist hij niet. De pijn werd met elke minuut heftiger. Overal en nergens.

'Wow, alles goed?' vroeg Nick bezorgd. Sam keek hem aan zonder zijn hoofd te bewegen.

'Wat?' mompelde hij zacht. Zijn keel was droog en hij snakte naar water.

'Gaat het wel goed?' vroeg hij. Hij zag Fenley liggen en besloot niks te vertellen aan Sam die er zo vreemd bij lag. Het zal hem alleen maar meer stress bezorgen. Het paard zag er net als Sam vreselijk uit.

'Ik weet het niet man.' Zei Sam zacht en bewoog nog altijd niet. Nick stapte af en liep naar Sam toe. Hij knielde naast de jongen neer en fronste.

'Hoe ben je gevallen?' vroeg Nick. Sam haalde trillend adem, zijn longen leken geplet en hij blies zijn adem weer trillend uit.

'Met mijn hoofd...' hij haalde diep adem en sloot zijn ogen om de vlekken die voor hem afspeelden te ontwijken, 'de boom.'

'Heb je last van je hoofd?'

'Nek.'

'Verdomme.'

'Oké, Sam. Luister goed.' Zei Nick streng. Sam zag er lijkbleek uit en Nick zag dat het serieus was. Hij had nog niet bewogen sinds hij aangekomen was en het zag er vreselijk uit. Het bloed stroomde over Sams gezicht, zijn voorhoofd was hard geraakt. Wat hem het meest zorgen maakte, was dat hij nog niet had bewogen. Hij klaagde over de pijn in zijn nek en Nick maakte zich op voor het ergste. Sam mompelde een onverstaanbaar antwoord wat hij opvatte als een ja.

'Kan je je handen bewegen?' vroeg hij. Een traan ontsnapte uit Sam zijn ooghoek en hij wist waar Nick op duidde. Of zijn nek gebroken was. Verdomme. Hij bewoog zijn vingers, langzaam en pijnlijk. Hij kon ze in ieder geval bewegen. Zijn handen waren te zwaar en zijn lichaam deed teveel pijn om zijn hele handen op te tillen. Hij voelde ze wel, daar niet van. Hij had hoop en daar hield hij zich aan vast toen hij verdween in een diepe slaap.

'Sam, ik ga een helikopter bellen om je op te halen, ja?' vroeg Nick. Ze waren in een onbereikbaar gebied, een grondteam zal hier niet kunnen komen. Zijn besluit stond al vast en hij wachtte niet eens op antwoord.

Oude Hoop [WINNAAR WE WRITE 2022]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu