A/N

160 10 4
                                    

Geen nieuw hoofdstuk, sorry, maar wel een voorproefje van ikkexxx zus. Laat alsjeblieft weten wat jullie ervan vinden en of ze verder moet schrijven of niet:). Hier komt het:

*klop klop*, er wordt op de deur geklopt, harder dan normaal. Wie is dat dan, hier midden in het bos. Ik loop naar de voordeur en maak de deur open. Het is weer eens zo ver. Daar staat mijn broer…met twee politie agenten naast zich. Ik kijk m’n broer aan alsof ik hem voor de neus van twee politie agenten zou kunnen vermoorden. De twee politie agenten kijken boos, en lijken te wachten tot ik iets zeg dus ik vraag maar: “Wat heeft Ethan nu weer gedaan?” Waarop hij antwoord “Hij heeft met mijn collega staan knokken, en raar genoeg helemaal in elkaar geslagen.” Als ik beter kijk naar de andere man, zie ik een blauw oog, paar blauwe plekken en een bloedneus. “Heeft u een zakdoekje nodig?” vraag ik met een stiekem grijnsje op mijn gezicht. De man voelt aan zijn neus en ziet daarna dat er bloed op zijn vinger ziet, dus hij knikt. Ik maak een gebaar dat ze alle drie naar binnen mogen komen. We lopen via de woonkamer naar de keuken. “Willen jullie wat drinken?” Ethan en de gewonde man knikken, de andere man hoeft niks. Ik open een kastje en haal er drie bekers uit. Daar doe ik wat koffie in en leg er een koekje bij. Ik pak de tissuedoos en loop terug naar de agenten en mijn broer. Het drinken zet ik voor hun neus en geef de tissuedoos aan de agent. “O, ik ben Hunter.” Zeg ik nog snel even. “Wilt u ook een icepack?” “Ja, bedankt. Ik ben Jones.” Ik loop naar de vriezer en haal er een icepack uit die ik vervolgens aan de agent geef. Dan ga ik ook zitten. “Als hij nog één keer zo iets doet, gaat hij de bak in.” Zegt de gewonde agent met een bood (en half blauw) gezicht. “Hebben jullie geen ouders die ervoor zorgen dat hij zoiets niet meer doet?” M’n broer zegt een beetje te hard “Nee” en rent naar boven. “Onze moeder is ooit op vakantie gegaan, maar is nog nooit terug gekomen, heeft ook nooit iets van zich laten weten. En onze vader is neergeschoten door politie.” Toen ik dat gezegd had zag ik in hun gezicht een beetje spijt. Jones zegt: “Oh, zullen we maar eens gaan, Aaron?” De agent die dus Aaron heet, knikt en staat op. “Bedankt voor de koffie, maar let op je broer. We maken echt geen grapje dat hij de volgende keer de cel in gaat.” Ik knik een beetje droevig en de mannen lopen weg. Ik hoor een van hen nog zeggen: “Een wereld van verschil die twee, de een geeft ons koekjes en de ander slaat ons in elkaar.” “Het kan toch geen tweeling zijn?” Ik loop verder naar boven. Ik stamp extra hard zodat hij weet dat ik eraan kom en boos ben. Ik maak zijn kamerdeur open. “Ethan kom tevoorschijn.” Een onzichtbare Ethan wordt weer zichtbaar. “Shit man, wat moeten die toch van mij?” Ik schreeuw als ik tegen hem zeg “Je hebt een van die mannen in elkaar geslagen! Geen wonder dat ze jou willen hebben!” “Ga je me dan niet vragen waarom ik dat deed?” “Nee, ook al deden ze iets heel ergs, agenten sla je niet in elkaar!! Dat weet je zelf toch ook.” Zeg ik dit keer wat zachter. Hij zucht diep. Dan horen we luid geschreeuw. Het komt van buiten, in de bossen. “Heb jij dat ook gehoord?” Vraagt Ethan. Ik knik voorzichtig. We rennen naar buiten en volgen het geschreeuw. Ethan pakt me bij m’n arm, maar knijpt me iets te hard. Ik zie angst in zijn ogen. Dan verdwijnt hij en als ik naar mijn arm kijk ben ik ook verdwenen. Er komen langzaam aan meer stemmen bij. Dan horen we een knal. Ik schrik me dood! “Misschien kunnen we beter terug gaan” fluister ik. “Ze kunnen ons toch niet zien” fluistert Ethan terug. De geluiden worden harder en ik hoor nog een knal. Weer schrik ik me helemaal dood. Net als ik bekomen ben van de schrik komen we uit op een groot open veld. Er word hard gevochten. Niet normaal, maar ook met krachten. Ik zie draken van vuur door de lucht scheren, schaduwbollen die mensen hard raken, zelfs een robot! Er loopt ook een leeuw rond en op sommige plekken komen bliksemschichten neer. Opeens zie ik een van zo’n robotten voor mijn neus zweven. “Gaan we meedoen?” Vraag ik bang aan hem. “Nee, ik heb een beter idee. We gaan dichterbij staan en jij maakt een muur van ijs tussen ze in.” Ik knik. Mijn handen beginnen een beetje te trillen bij het idee daar in verzeild te raken. Ethan trekt me mee naar voor. Als we goed staan begin ik de kou om me heen te verzamelen. Ik maak er een dikke muur van ijs van, precies tussen de strijdende mensen in. Een meisje aan de ene kant loopt naar voor en aan de andere kant een jongen. Ze lopen om de muur heen en komen elkaar tegen. “Nieuw iemand?” Vraagt het meisje. De jongen schud zijn hoofd. “Ik wilde dat net aan jou vragen.” Zegt hij verbaasd. Als blikken konden doden was die jongen nu echt mors dood geweest, maar de jongen laat totaal geen emotie op zijn gezicht zien. Het meisje ziet er zo aardig uit, maar toch kon ze zó kijken. Ze heeft bruine haren die net goud lijken in de zon, het hangt in een lange vlecht op haar rug. De jongen had blond haar dat na dat gevecht nog steeds goed zat, zijn hele lichaam zag er gespierd uit en alles leek gewoon perfect aan zijn lichaam, maar hij lijkt geen emotie te hebben. “Maak je bekend!!” Schreeuwt het meisje om zich heen, dan kijk ik weer naar het meisje die doodstil staat, ik wordt er best wel bang van. Ethan trekt me naar voor. Als we voor de neuzen van het meisje en de jongen staan worden we zichtbaar. Allebei lijken ze zich een beetje te schrikken, maar een seconde later is alle schrik weer uit hun gezichten. “Wie zijn jullie?” Vraagt het meisje. “Dat kunnen we beter aan jullie vragen. Wie is hier aan het vechten midden in het bos?” Zegt Ethan naast me. Ik schaam me dood, waarom zegt hij nou zoiets. Het meisje grijnst een beetje. “Ik ben Inge, dat is de grootste idioot Max.” Zegt ze met een hatelijke blik naar de jongen. De jongen snuift een beetje. “En wie zijn jullie nu?” Vraagt Max met een hele lage stem voor zijn leeftijd. “Ethan en Hunter.” Zegt Ethan. “En wie kan wat?” Vraagt Inge aan ons. “Ik kan onzichtbaar worden en door dingen heen lopen, Hunter kan alles van ijs maken. Wat kunnen jullie?” Zegt Ethan alsof dit de normaalste zaak van de wereld is. Max kijkt nu ineens naar mij, recht in mijn ogen… Ik wordt er bang van en wil weg kijken, maar dat lukt niet. Ik blijf maar kijken. Zijn ogen lijken net twee groene vlammen die nooit zullen doven. Als het lukt om weg te kijken, kijk ik naar Inge, zij kijkt ook naar mij, ze heeft bruine ogen. Dan kijk ik toch zo snel mogelijk weg. Er verschijnt weer een grijns op Inges gezicht. Daarna maakt ze een klein bolletje van vuur in haar hand en Max, wacht er zijn nu wel 10 Maxen. “Wat is dit?” Vraagt Ethan te hard. Ze lijken hem te negeren. Ik wil een grote bal ijs in Inges gezicht gooien, maar voor de bal aankwam, was de bal gesmolten. In een fractie van een seconde kwam er een vuurbal tegen mijn arm aan. Mijn broer wordt boos en verdwijnt ineens. 5 seconde later lijkt Inge in het niets een klap in haar gezicht te krijgen. Dan breekt het gevecht weer los. Inges troepen komen naar voor en vallen ons aan. Dan komen ook Max troepen die ook naar ons rennen. Er springen vijf Maxen voor ons en een paar andere mensen. “We moeten hier weg!” Schreeuwt Max naar ons. We knikken allebei hevig. “Pak mijn hand!” Schreeuwt Max naar me. Ik pak zijn hand en die van Ethan. De hand van Max voelt klam van het zweet. Opeens zie ik een witte flits voor mijn ogen en staan we in een donkere ruimte. Alleen de troep van Max staat er bij. “Zijn we nou net… geteleporteerd?!” Vraagt Ethan verbaasd. Max kijkt ons emotieloos aan. “Welkom in onze schuilplaats.”

Bionicle BloodWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu