Hoofdstuk 3

30 3 1
                                    

A/N Hierboven het kaartje dat we voor onszelf maakten in paint om de weg niet kwijt te raken tijdens het schrijven. Wellicht ook handig voor jullie, voor het overzicht.

Enjoy!

Tijl zakte hijgend neer op de grond van het 'kamertje' waar hij nu in stond. Met zijn rug tegen een koele rots aangeleund probeerde hij op adem te komen. Wat een klim was dat geweest zeg! En dit was nog niet alles. Bezorgd keek hij naar RubenM die midden in de open ruimte lag. Tijl wilde niets liever dan zo snel mogelijk bij hem komen, kijken hoe hij er aan toe was, maar hij kón niet meer. Het ontbrak hem aan kracht om nog één stap te zetten. Het frustreerde hem mateloos dat hij niets kon doen. Het enige wat hij kon doen was uitrusten en daardoor kracht op te bouwen om naar Ruben toe te komen.

Zijn uitputting was het resultaat van zeker een paar uur ploeteren, klauteren en klimmen over hoge en lage rotsen in de brandende zon, zonder water en met alleen zichzelf als gezelschap. Het had veel van zijn kracht geëist, en dan waren de obstakels van menselijke afkomst nog niet meegerekend. Hij had zijn hand opengehaald aan een stuk glas, was een touw tegengekomen dat hij heel graag wilde hebben om te gebruiken als het nodig was, maar die had zo vast gezeten onder een steen dat het hem behoorlijk wat kracht had gekost om het ding los te trekken. Maar het resultaat mocht er zijn: het touw had hem wel mooi geholpen zonder gebroken ledenmaten dit lagere gedeelte in te komen. Hij had het touw met veel moeite weer los getrokken en in een slag of tien om zijn lichaam heen geslagen.

Verder was hij nog gestruikeld over een autoband en was hij midden in een restant van een boom terecht gekomen toen hij van een rots viel. Al met al was hij blij dat hij even kon zitten.

Na vijf minuten uitgehijgd te hebben kwam Tijl overeind en begon naar RubenM toe te lopen. Hij was nog lang niet uitgerust en zeker nog niet op krachten, maar hij hield het niet meer uit. Hij móést gewoon weten hoe Ruben het maakte, wat zo te zien niet erg best was. Het viel hem op dat tien meter nog nooit zo ver had geleken als nu. Zijn benen trilden van inspanning, maar het lukte hem. Dankbaar dat hij het gehaald had zakte hij door zijn knieën en knielde naast Ruben neer. Hij bekeek hem goed, en wat hij zag maakte hem bang. "Nee, nee!", kwam er angstig over zijn lippen heen. Ruben was er erger aan toe dan hij gedacht had. Er moest snel iets gebeuren, anders zou dit nog wel eens fout af kunnen lopen.

-----------------------

Jeroen hield zich krampachtig vast aan de uitstekende rotspunt. Hij zat op zijn knieën op het richeltje waarop hij wakker was geworden en keek langs zijn lichaam naar beneden op zoek naar steunpunten voor zijn voeten. Hij wilde proberen naar het plateautje met een struik erop dat zo'n twee meter lager lag te klimmen. Dat was zijn eerste doel. Hij tastte met zijn voet naar beneden en testte het richeltje waar hij zijn voet op neerzette voorzichtig. Het leek stevig, dus hij liet zijn volle lichaamsgewicht erop rusten terwijl hij al naar het volgende steunpunt zocht. Al snel had hij die gevonden, maar zodra hij te veel gewicht op zijn voet zette ging er een enorme steek van pijn door zijn enkel heen. "Verdomme", mompelde hij verbeten. Er zat niks anders op dan door de pijn heen te bijten en vooral veel op zijn armen te vertrouwen. Veel pijn en moeite later stond hij op het plateautje dat zijn eerste doel was. De eerste etappe zat erop. Vermoeid ging hij even zitten en keek naar Patrick, die een aantal meter onder hem nog steeds in dezelfde houding zat als eerst. Nog even uitrusten, en dan zou hij opzij schuiven om op de rotsen naast het 'kamertje' onder hem te komen.

-----------------

"Ruben, help me even", kreunde Horace. Hij hing half over een platte steen heen en probeerde verder erop te klimmen. RubenN liep naar hem toe en stak zijn handen uit naar Horace. Dankbaar greep Horace ze vast en klom met veel pijn en moeite de steen op. Zodra hij stond liet hij Ruben meteen los en wreef met een pijnlijk gezicht over zijn linkerarm. "Gebroken denk ik", zei hij toen hij Ruben vragend zag kijken. "Dit is de reden dat ik naar beneden viel, ik kon me niet vasthouden met m'n arm." Ruben keek hem verwijtend aan. "En je zei dat je niks had!!" "Dat was om jou gerust te stellen", legde Horace verontschuldigend uit. "Dat is heel lief van je Horace, maar in het vervolg moet je altijd de waarheid zeggen, of het nu goed of slecht nieuws is. Zo'n situatie als net willen we niet nog een keer, toch?", zei Ruben streng. Horace knikte gedwee. "Dat beloof ik Ruben." Ruben glimlachte tevreden. "En hoe gaat het met de wond in je zij?" Hij keek even naar Horaces geïmproviseerde t-shirt verband en concludeerde tevreden dat het zichtbare deel van het t-shirt nog zijn eigen kleur had: felblauw. "Goed, laten we eens kijken waar we heen moeten", zei hij terwijl hij zijn hand boven zijn ogen hield om beter te kunnen zien. Op zijn tenen speurde hij beide kanten van het ravijn af. Naast hem deed Horace hetzelfde, maar dan continu springend om op gelijke hoogte met Ruben te kunnen komen. Lachend hield Ruben hem tegen. "Laat dit maar aan grote mensen over en spaar je krachten voor straks", was zijn opmerking. "Hahahaha", deed Horace sarcastisch, maar hij deed wat hem gezegd werd. Hij keek een beetje in de rondte, totdat iets zijn aandacht trok. Hij stootte Ruben aan in zijn zij, wat Ruben een pijnkreet ontlokte. "Moet je daar kijken!", wees Horace. Ruben keek. Zijn ogen werden groot. "Is dat wat ik denk dat het is?", stotterde hij geschrokken. Horace knikte. "Ja Ruben, ik denk dat het is wat jij denkt dat het is. Ik bedoel, zelfde shirt, zelfde haar, zelfde schoenen... Dat moet Jeroen gewoon zijn!" "Jeroen! We moeten hem helpen!", riep Ruben. Hij rende naar de hoogste rots toe en probeerde eroverheen te komen. Horace riep hem terug. "Ruben! Doe rustig man! We moeten dit goed doen. Heb je al gezien hoe het er hier uit ziet? Het is hier zo puntig en steil overal, we kunnen dat niet zomaar doen. Jij met je ribben en ik met mijn arm, we moeten samenwerken. En slim zijn." Ruben keek Horace met open mond aan terwijl hij met een pijnlijk gezicht zijn ribben omklemde. "Sinds wanneer ben jij zo slim dat je dit allemaal verzint?" Horace keek trots. "Altijd al, maar ik wilde dat niet aan jullie laten merken." Hij liep over het rotsplateau heen naar Ruben toe. Hij keek geamuseerd en zei: "En daar" –hij wees tussen twee wat lagere rotsen– "ligt een ladder. Misschien een handig hulpmiddel?" Ruben deed zijn mond open en weer dicht. "Briljant", kon hij alleen nog maar uitbrengen. Horace knikte ondeugend. "Dat had je niet gedacht hè", zei hij plagerig. "Nou, komop, waar wacht je op? Ga maar halen." "Ik?", vroeg Ruben verbaasd. "En jij dan?" "Ik heb een gebroken arm. Ik kom daar niet naar beneden, en ten tweede heb ik het plan bedacht dus ben jij mijn slaafje." Triomfantelijk keek Horace Ruben aan. Ruben zuchtte, rolde met zijn ogen en ging op weg naar beneden.

Lamaforum Golden Oldies: Het RavijnWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu