Hoofdstuk 15

25 3 0
                                    

Twee naschokken. Het waren er al twee. Wie weet hoe veel meer er nog zouden komen. 

Met een groeiend gevoel van onrust ijsbeerde Tijl heen en weer in het politiekantoor. Hij was zonder al te veel problemen het ziekenhuis uit gelopen en had met een heleboel moeite de lokale politie-agent gevonden die hem eerder had gehoord. Nu was hij gedwongen te wachten in het kleine, warme politiekantoor terwijl een zoekactie op touw werd gezet. Het enige voordeel was de telefoon die hij hier tot zijn beschikking had. Daardoor had hij via het hotel waar ze voor dit hele avontuur verbleven op kunnen bellen. Op die manier had hij contact weten te leggen met hun crew. Die waren gelukkig ook allemaal ongedeerd. Ze waren in de wolken geweest om iets van Tijl te horen. Op dit moment waren ze onderweg naar het politiebureau zodat ze de reddingsactie vast konden leggen.

Het hele gebeuren hielp iets voor Tijls gemoedsrust, maar niet veel. Hij dacht aan zijn vrienden, in de donkere grot, met nog maar weinig eten en drinken. Zouden ze nog leven? Zouden ze nog genoeg hout hebben voor vuur? Hoe zouden ze de schokken hebben ervaren? In zijn hoofd zag hij al voor zich dat ze gewond zouden zijn. Misschien waren ze wel het water in gesmeten, of was het vuur uit gegaan, of waren er rotsblokken naar beneden komen zetten en waren ze bedolven onder de stenen...

"Nee Tijl, zo mag je niet denken. Je moet hoop houden!", sprak Tijl zichzelf streng toe. Het idee alleen al dat zijn vrienden niet meer zouden leven, verlamde hem al te veel. Nee, ze moesten nog in leven zijn. Hij voelde dat ze nog in leven waren. Ze waren toch onbewust ergens met elkaar in verbinding, al was het alleen in hun gedachten. Tijl stelde zich voor dat hij een enorme pijn of een zwart gat zou moeten ervaren als zijn vrienden niet meer in leven zouden zijn. Op dit moment voelde hij vooral angst en ongeduld, maar geen zwart gat. Dat gaf hem de hoop en de kracht om door te gaan. Voor zijn vrienden. 

----------------

In de grot ging leek alles opeens heel snel te gaan. Het gerommel en geschok hield langer aan dan de eerste keer, en had tot gevolg dat alle vijf de mannen niet lang op hun benen konden blijven staan zodat ze een voor een omvielen, in het koude water. Er klonken ook grote plonzen van stukken steen die in het water vielen. 

"Ligt het aan mij, of zakt ons plateau?", riep RubenM boven het lawaai uit. Iets verderop antwoordde Jeroen "Dát, óf het water stijgt nu echt snel."

Het geraas en geschok hield weer op, net zo snel als dat het begonnen was. De daaropvolgende plotselinge stilte was oorverdovend.

"Is iedereen oké?", vroeg Jeroen gelijk. "Ja, we leven nog", mompelde Patrick, maar niet van harte. "Niemand gewond?", informeerde hij. 

"Ik niet", klonk de stem van RubenN. "Maar ik zit wel tot aan m'n navel onder water. Jullie?" Er klonken bevestigende geluiden. 

"Jongens, kom naar de muur!", zei Horace aanmoedigend. "Hier is het nog minder diep." "Niet lang meer", klonk de stem van RubenM. "Het water is rap aan het stijgen." Er knipte een blauw licht aan. RubenM had de zaklamp nog vast. In het schijnsel wisten de andere drie ook naar de rotswand te komen. Inmiddels stonden ze tot boven hun knieën in het water, maar het water steeg nu merkbaar met een paar millimeter per minuut. 

Daar stonden ze met zijn vijven, drijfnat, koud en ondervoed, in een ondergrondse grot die langzaam maar gestaag onder water aan het lopen was. Veel miserabeler kon het niet.

"We moeten nu de moed erin houden, jongens", sprak RubenM. "Ik weet dat de situatie ronduit kut is, maar als we nu de moed verliezen, dan zijn we nergens meer." Er klonken bevestigende geluiden om hem heen, maar niemand kon op iets opbeurends genoeg komen om de anderen mee op te vrolijken. Ze hadden het allemaal lastig met de situatie. Het besef dat ze hier wel eens niet levend uit zouden komen, begon langzaam binnen te druppelen.

Lamaforum Golden Oldies: Het RavijnWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu