Hoofdstuk 1

363 30 1
                                    

Vandaag is het eindelijk zover! Vandaag word ik zestien jaar en mag ik eindelijk een keer de stad verlaten. Ik vind Atlantis prachtig, echt waar, maar zestien jaar tegen dezelfde zuilen aankijken, dezelfde straten door zwemmen naar dezelfde school gaan, is toch best nog wel saai. Ik blijf nog even met mijn ogen dicht in mijn bed liggen, luisterend naar het zachte ruisen van de zee.
Dan komt Steffi, mijn persoonlijke bediende (ik ben niet voor niets de prinses) en beste (en enige) vriendin, binnenzwemmen.
"Goedemorgen, heb je lekker geslapen?" Vraagt ze zoals elke ochtend. "Nog gefeliciteerd met je verjaardag." Ze haalt onder haar schortje een klein doosje vandaan en geeft hem aan mij. Ik maak hem snel open en kijk naar de inhoud. Een ketting van echte Koraalschelpen. Die zijn zeldzaam!
"Bedankt!" Roep ik uit. Ik doe hem snel om. Dan vlieg ik Steffi om de hals en plet haar bijna. Ik kijk ik naar de spiegel boven mijn kaptafeltje en zucht. Mijn lange inktzwarte, bijna donkerblauwe, haar golft in klitterige plukken door het water van mijn kamer.
"Daar doen we wel wat aan, Rana," zegt Steffi.
Ik ga op het krukje voor de kaptafel zitten en Steffi pakt een borstel om alle klitten eruit te kammen.
Na een uur zijn alle klitten weg en heeft mijn haar weer de natuurlijke blauwe glans die hij altijd heeft.
Ik ben bijna klaar voor het feest, dat wordt gehouden in de grote balzaal van het kasteel waar mijn ouders en ik in wonen.
Steffi gaat alvast vooruit, ik breng nog een laagje make-up op (blauw koraalpoeder met wat as voor op mijn wimpers) en wil achter haar aan gaan.
Dan bedenk ik iets. Ik ben zestien! Vanaf het moment dat ik zestien zou zijn, zouden mijn krachten zijn volgroeid. Ik probeer het uit. Ik richt op het laatste beetje sap op mijn nachtkastje en bal mijn hand tot een vuist. De sap verdampt. Sap, geen water! Ik ben echt sterker geworden! Ik maak van vreugde een salto, waarbij ik per ongeluk tegen het krukje aanstoot met mijn staart. Au. Er loopt een dun straaltje bloed over mijn staart, dat zich vermengt met het water erom heen. Ik beweeg met mijn hand om het water te laten bewegen, zodat het bloed sneller oplost. Ook genees ik mijn staart. Dat gaat nog steeds niet soepel, maar het gaat al een stuk beter.
De wond gaat dicht, maar verdwijnt niet.
Dan zwem ik naar de deur van mijn kamer en ga naar buiten.
Ik zie ik glinsteren in mijn ooghoek. Een seconde te laat besef ik wat er gebeurd, maar dan is het al te laat. Ik voel het koude metaal van een kleine dolk tegen mijn rug.
"Geen woord, begrepen!" Sist een stem.
Bang knik ik. De dolk verdwijnt bij mijn rug, en ik word nog steviger vastgepakt en naar de onbekende persoon toe getrokken. Ik gil. De mensen op het feest kunnen me waarschijnlijk niet horen, dit is een zijvleugel boven in het kasteel en de balzaal is benden.
Ik voel het lemmet van de dolk tegen mijn nek.
"Geen woord, zei ik toch!"
Dit lijkt me niet het goede moment om te zeggen dat gillen in principe geen praten is en dat ik dus eigenlijk geen woord heb gezegd, dus ik hou mijn mond maar.
Ik hoor gestommel op de gang. Nog even en iemand zou de hoek om komen. Ik zou gered zijn!
Steffi komt de hoek om gezwommen en blijft dan geschokt stilstaan.
"Zeg dat ze weg moet gaan, maar dat als ze hulp gaat halen jij dood gaat," zegt mijn aanvaller.
"Steffi," zeg ik rustig en beheerst. "Ik wil dat je je omdraait en weer weg gaat. Je mag niemand gaan halen, of zeggen wat hier is gebeurd, of ik ga dood."
Steffi knikt en zwemt weer weg.
Als ze de hoek om is hoor ik drie tikken tegen de muur. Dat betekend dat ze daar blijft wachten.
We hebben deze codetaal lang gelden al aangeleerd.
Als ik de drie tikken hoor weet ik wat ik moet doen. Ik maak een kleine, van ijs gemaakte stok en tik daarmee een keer op de muur. Dan laat ik de stok zo snel mogelijk weer smelten.
Ik draai me bliksemsnel om naar mijn belager en geef hem een stomp tegen zijn kaak.
Hij gaat iets naar achter, en ik creëer een aantal kleine ijspegels, met een super scherpe punt en richt deze op hem.
Ik breng ze steeds dichter naar hem toe, totdat eentje zijn keel raakt.
"Wat kwam je hier nou precies doen?" Vraag ik.
"Jou vermoorden," zegt hij nors. Van onder de mantel die hij draagt zie ik alleen maar een klein, bruin baardje. De rest van zijn lichaam is in de schaduwen geheuld.
Ik hoor weer gestommel op de gang.
"Rana!" Roept mijn moeder. Ze komt aansnellen en omhelst me. Dan draait ze zich naar de jongen om.
"En jij..." Zegt ze.
De jongen haalt alleen achteloos zijn schouders op. Er komen een paar wachters door de gang en die nemen hem mee. Vlak voor hij om de hoek verdwijnt, gooit hij de dolk, die hij had verstopt, en ik in alle gauwigheid was vergeten, naar me toe. Ik zwem iets opzij, maar kan niet voorkomen dat mijn staart wordt geraakt.
Ik gil. Ik grijp naar mijn staart en mijn hand wordt rood van het bloed.
Mijn moeder neemt me mee naar de privé vertrekken van het koninklijk echtpaar terwijl ze zegt dat mijn verjaardag maar even moet wachten.
Mijn vader is er al, en hij kijkt me bezorgd aan.
"Gaat het, Rana?" Vraagt hij. Ik knik.
Ik laat me op een bankje in de hoek zakken en probeer mezelf te genezen. Maar door mijn angstige gevoelens en snelle ademhaling kan ik me niet goed concentreren.
"Laat maar Rana," zegt mijn moeder.
Er komt een oude meerman binnen gezwommen. Onder zijn arm heeft hij een boek.
"Mijn vorst, u wilde me spreken?" Zegt hij.
Mijn vader knikt en gebaart naar mij.
"Geef haar dat boek." 
De man knikt en overhandigt mij een oud, in leer gebonden boek.
De titel luid: 'het magische boek'.
Wat een creatieve titel! De makers van het boek hadden zeker heel veel tijd nodig om die titel te bedenken.
"Rana, nu moet je heel goed naar me luisteren," zegt mijn vader, terwijl hij oogcontact met me probeert te maken om te kijken of ik wel echt luister. "Je bent in gevaar. We zijn allemaal in gevaar. Dat heeft deze aanslag op jou leven wel bewezen. Daarom moet je vluchten. Naar het Land. Neem dit boek mee. Deze man zal je er meer over vertellen."
De man knikt en begint met vertellen: "Dit is niet zomaar een boek. Hij is magisch. Hij kan ook alleen door een magisch wezen gelezen worden. En zover we weten, ben jij de enige. Niet alle informatie zal er in een keer instaan. Het komt met mate. Ook zijn er achterin twee zeer speciale bladzijden. Met de een kunnen wij u berichten sturen via dit boek," hij haalt een klein boek uit zijn zak. Het heeft geen titel.
"Met de andere bladzijde," vervolgt de man, "kunt u een kijkje ergens anders in de realiteit nemen. Maar dit is erg moeilijk, en het zal u ook zeker niet in een keer lukken."
Ik knik. Mijn ouders wenken me. Als we de deur uit gaan botsen we tegen Steffi op. Ze staat te praten met haar tweelingzus Nif.
Ik besef dat ik wegga. Weg! Naar het Land, op mezelf wonen. Voor mezelf zorgen. Ik weet niet hoe dat moet. Ik besef ook dat ik Steffi, en ook Nif, heel erg ga missen. Ik neem ze in me op. Allebei lang, met een lichte huid en haar, ogen en staart in verschillende tinten algengroen.
Ik neem ook mijn ouders in me op.
Mijn vader, met kort lichtblauw haar en een idem staart. En mijn moeder, met koraalrode haren en een staart met de kleur van koraalzand. Ze heeft tranen in haar ogen.
"Niet huilen," zeg ik. En ik geef haar een knuffel.
We zijn bij de grote voordeur aangekomen en ik ga naar buiten.
"Ga, dolfijntje van me," zegt mijn vader. "Ga en spreek met niemand. Stop niet tot je boven bent."
In omhels mijn ouders en Steffi nog een keer, en dan zwem ik weg, zo hard als ik kan.

Ik ben al een paar uur aan het zwemmen. De wond op mijn staart doet verschrikkelijk veel pijn. Ik ben al een paar keer boven geweest, maar toen zag ik niets dan water om me heen.
Ik kom nog een keer boven en kijk om me heen. Ik zie iets in volle vaart op me af komen en ik duik naar benden. Niet op tijd. Ik krijg een harde knal tegen mijn hoofd. Ik klem het boek tegen me aan en het laatste wat ik merk is dat ik in een sterke golfstroom terecht kom.
Dan val ik flauw.

"Ze komt bij," hoor ik de stem van een meisje zeggen. Ze heeft dezelfde leeftijd als ik, gok ik.
Mijn hoofd bonkt. Mijn staart doet pijn.
Wat is er gebeurd? Ik weet het weer. De aanslag, mijn vertrek, het boek. Het boek! Waar is mijn boek? Ik open mijn ogen en kijk recht in twee bruine ogen.
Ze zijn van het meisje dat net ook sprak. Ze heeft blond haar en benen. Benen! Ik heb het Land bereikt.
"Gaat het met je?" Vraagt een stem achter het meisje, en ik ga met een ruk overeind zitten. Achter het meisje staat een vrouw van midden veertig, met hetzelfde blonde haar en dezelfde bruine ogen als die van het meisje. Naast de vrouw staat een man, met kort bruin haar, dat grijze strepen vertoont. Ze kijken me alle drie bezorgt aan.
Mij is ondertussen iets anders opgevallen. Iets waar ik van schrik.
Mijn prachtige, diepzeewater blauwe staart is weg!
"Ik heb benen!" Zeg ik.

DiepzeewaterWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu