Hoofdstuk 2

274 29 0
                                    

De mensen kijken me verbaasd aan. Dan begint het meisje te lachen.
"Wat had je dan verwacht? Een staart?" Ze lacht nog harder, maar ik knik.
"Ja," dat had ik verwacht.
Ik ben nog nooit helemaal boven water geweest, en het voelt raar aan. Ik mis het gevoel van water dat mijn lichaam streelt nu al.
Ik had nooit verwacht dat ik benen zou krijgen!
De mensen stoppen met lachen en kijken naar me, terwijl ik opsta en naar het water kruip. Vlak voor het natte zand stop ik. Daar ligt mijn boek, nog half in zee.
Als ik ernaartoe loop, en nat word, zou ik dan mijn staart terug krijgen? Ik denk het wel. Ik kijk nog een keer naar mijn lichaam, ik draag een kort, Diepzeewater blauw jurkje, in dezelfde kleur als mijn staart was. De ketting die ik van Steffi heb gekregen hangt om mijn hals.
Ik heb blote voeten, waar ik nog even gebiologeerd naar blijf kijken, dan stap ik op het natte zand. Ik loop snel door, tot aan de rand van de zee. Daar voel ik mijn benen slap worden en val ik languit naar voren. Als ik me op mijn rug draai merk ik dat ik mijn staart weer heb. Ik slaak een verrukt kreetje en aai er even over.
Ik hoor verschrikte kreten van de mensen en kijk even naar ze.
De vrouw herpakt zichzelf.
"Wie ben je?" Fluistert ze.
"Ik ben Rana," zeg ik. "Prinses van de zeemeerminnen en gevlucht vanwege een groot gevaar. Ik weet nu alleen niet hoe ik verder moet. Ik kan namelijk niet zo goed voor mezelf zorgen. Ik had altijd hulp van mijn beste vriendin en bediende Steffi." Er rolt een traan over mijn wang. Ik mis thuis nu al!
"Mam, mag ze bij ons wonen?" Vraagt het meisje.
"Geen sprake van!" Roept de man. "Dit wezen hoort thuis in een laboratorium!"
Daar schrik ik van. In heb er wel eens over gehoord. Ik heb vooral gehoord dat dat heel erg pijn doet.
"Nee! Nee alstublieft niet." Ik kruip het land op, en op het zand aangekomen droog ik mijn staart door al het water te verdampen. En als alle stoom weg is, heb ik weer benen en een jurkje.
Wankel kom ik overeind, doe een paar stappen in hun richting en val dan om, waarbij ik wild met mijn armen zwaai. Met een hard plof kom ik op het zand terecht.
"Kijk dan, Geert!" Zegt de vrouw. "We kunnen haar niet zo achterlaten."
De man mompelt een instemming en ze helpen me overeind, naar een groot metalen monster, waar ze me in zetten. Het meisje komt naast me zitten en haar ouders gaan voor ons zitten.
"Is dit monster niet gevaarlijk?" Vraag ik.
Het meisje lacht. "Dit is geen monster. Dit is een auto. Daar kan je in rijden. Hij is door mensen gemaakt en hij leeft niet."
"Oh."
De rest van de rit vertel ik hen alles over mijn leven onder water, en vertellen zij mij alles over hun leven. Het meisje heet Sophie. Ik vind het een aparte naam, maar zij zegt dat hij heel normaal is in haar wereld.

In de twee weken die volgen leer ik lopen en fietsen op Sophie's oude fiets. Haar ouders hebben een enorme villa, waar ik een kamer kreeg. In de achtertuin liggen een aantal enorme zwembaden, met elkaar verbonden door kleine tunnels onder water, waar ik zo vaak in mag zwemmen als ik wil.
De ouders van Sophie hebben me zelfs ingeschreven op dezelfde school van Sophie, waarbij ze hebben gezegd dat ik een tijdje in een pleeggezin woon, wat eigenlijk ook wel zo is.
Ik ben aan het begin van de vakantie boven gekomen, waardoor ze genoeg tijd hadden om me alles te leren wat ik moet weten.
Het is nu de laatste vakantiedag, ik lig in het zwembad en Sophie zit naast me. Ik sla gelukzalig met mijn staart op het water. Sophie wordt daardoor helemaal nat.
"Hou eens op!" Roept ze, maar ik ga gewoon door.
Morgen ga ik naar een mensenschool. Zou het heel anders zijn dan thuis? Als je wat Sophie heeft gezegd mag geloven, een beetje.
Sophie's moeder komt aangelopen, met twee flesjes water.
Door een opspattende golf van mijn staart springt ze naar achteren. Ze laat de flesjes uit haar handen vallen en ik vang ze op.
"Dankjewel, Rana. Die zijn voor jullie. Ik weet niet wat jullie drinken onder water, maar veel alternatief heb ik niet."
Ik zeg dat dit prima is en haal de flesjes naar ons toe.
"Rana," zegt Sophie. "Heb jij eigenlijk een vriendje?" 
Ik moet lachen en schud mijn hoofd. "Mijn ouders doen jongens wat, als ze niet oppassen en te dicht in mijn buurt komen."
"Je ouders," zegt ze. "Hoe zien die er eigenlijk uit? En je vrienden?"
"Mijn moeder heeft koraalrood haar en een koraalzand kleurige staart. Mijn vader heeft lichtblauw haar en haar en een staart in dezelfde kleur. En mijn beste vriendin Steffi ziet er hetzelfde uit als haar tweelingzus, Nif. Haren, ogen en staart in verschillende tinten algengroen. Ik kan ze uit elkaar houden, omdat ik ze heel goed ken. Mijn ouders niet," ik lach. "Die weten alleen dat Steffi vaak bij mij is. Ik lijk heel erg op mijn moeder, maar ik heb mijn vaders neus en blauwe tinten geërfd."
"Blauwe tinten?" 
"Ja, bij ons heb je tintkleuren, mijn vader heeft bijvoorbeeld blauwe tinten voor zijn haar, staart en ogen, mijn moeder heeft koraaltinten. Ik heb zijn blauwe tinten geërfd."
"Oh, dus Steffi en ehm... Nif hebben groentinten?"
"Zo iets, ze hebben algengroen tinten, het is een zeldzame vorm van groen..."
"Meiden we gaan eten," de vader van Sophie komt aangelopen. Hij blijft nog even gebiologeerd naar mijn staart kijken.
"Goede avond, meneer Struigers."
In de afgelopen weken moest hij werken, dus hij heeft mij nog niet echt zien zwemmen.
Sophie klimt uit het water, en helpt mij er daarna ook uit.

Ik droog mijn staart. Nog een beetje wankel loop ik achter Sophie aan naar tafel. Ik ga zitten en kijk naar het eten op mijn bord. Het zijn lange gele stokjes met wat vlees met een bruin randje.
"Dat zijn patatjes en kipnuggets," zegt de moeder van Sophie. "Nog nooit gegeten?"
Ik schud mijn hoofd en neem een hap. Best lekker.

Die avond zit ik op mijn bed. Ik kijk de kamer rond - allemaal pastelkleuren - en pak dan mijn boek van mijn nachtkastje. Er staat nog steeds geen informatie in. Ik blader naar de laatste twee bladzijden. Ook nog steeds geen bericht. Ik probeer ook al twee weken om te kijken naar mijn ouders, via de andere bladzijde. Het lukt niet. Ik sla het boek dicht en leg het terug. Morgen, morgen ga ik beginnen op een nieuwe school; een nieuw leven, boven water.

DiepzeewaterWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu