Hoofdstuk 11

252 30 9
                                        

Hijgend kom ik aan voor het huis van Ethan. Zijn moeder doet open nog voor dat ik bij de deur ben. Ze huilt. Haar gezicht is nat van de tranen.
" Oh Rana," snikt ze. "Na die stomme grap in het zwembad hebben we hem niet meer gezien. Weet jij waar hij kan zijn?"
Ik schud mijn hoofd. Hij kan overal zijn. Hij kan gemakkelijk weg gezwommen zijn...
"Ik ga dan nog maar even zoeken," zeg ik en ik loop het tuinpad af.

Ik loop over de duinen terug naar het huis van Sophie. Ik weet niet waar Ethan kan zijn. Op het strand is hij ook niet. Misschien is hij bij het rif. Ik kijk om me heen of er niemand is en ren dan het water in. Ik zwem als een bezetene door, maar bij het rif is niemand. Op een aantal vissen na.
"Pardon," zeg ik. Een paar vissen kijken op.
"Wat is er liefje?" Zegt een van de vissen.
"Hebben jullie hier toevallig een meerman met een grijsgroene staart voorbij zien komen?"
"Nee, maar ik zal naar hem uitkijken," zegt de vis.
Ik knik dankbaar en zwem naar de stijger voor Sophie's huis. Ik kom met mijn hoofd boven water en kijk of er iemand aankomt. Dan klim ik snel op de stijger en droog mezelf.
Ik loop naar de voordeur en wil mijn sleutel uit mijn zak pakken. Ik ben hem vergeten.
Ik bel aan. Sophie doet open.
"Sleutel vergeten," mompel ik.
"Hij was er niet, hè?"
Ik schud mijn hoofd. Natuurlijk was hij er niet. Waarom zou hij daar zijn als hij is weggelopen. Maar toch staan er tranen in mijn ogen. Hij was er niet. Hoe erg ik ook had gehoopt van wel, hij was er niet. Een enkele traan gleed over mijn wang en ik val met staart en al op de grond. Sophie doet snel de deur dicht.
Ik veeg de traan van mijn wang en droog hem op. Maar zelfs nu ik weer benen heb blijf ik op de grond liggen.
"Kom," zei Sophie. "Je moet hier niet blijven liggen." Ze helpt me overeind en we lopen samen de woonkamer in.

De volgende dag op school was niet leuk zonder Ethan. Tamara bood aan om na school nog even te zoeken en dat deden we ook.
Maar hij was er niet. Niet in zijn straat, niet in zijn huis.
We lopen over de duinen terug naar huis.
In de zee zie ik twee dolfijnen zwemmen. Ze houden een spring wedstrijdje. Dan zien ze ons.
"Prinses Rana," kwettert de ene.
"We waren naar u op zoek," zegt de andere.
"Er is een storm op komst, heftiger dan er ooit hier geweest is!" Zegt de eerste.
Ik knik. "Ik denk dat we beter naar huis kunnen gaan," zeg ik. "Er is een heftige storm op komst..." Zeg ik terwijl ik naar de dolfijnen kijk, die alweer weg gezwommen zijn.
"Kon jij die dolfijnen verstaan?!" Roept Tamara.
Oh, ja. Zij weet nog niet dat ik een zeemeermin ben...
"Ehm... Kom maar mee naar mijn huis, dan leggen we alles uit," zegt Sophie.
We lopen naar haar huis en gaan naar binnen. De deur is net dicht en een enorme storm barst los.

DiepzeewaterWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu