Hoofdstuk 37

21 4 1
                                    

Erelia had gelijk gehad. Na een nieuwe nacht vol nachtmerries, piekeren en peinzen, werd ik door Solomon gevraagd om de vergadering bij te wonen. In die vergadering werd het plan zoals ik hem had uitgedacht geperfectioneerd. Nu was het alleen nog een kwestie van uitvoeren. 

Uiteindelijk was het plan vrij simpel. Ik had de rebellenleider ervan weten te overtuigen dat ik een mogelijkheid had om bij de levensboom te komen. Over zeven dagen zou de aanval dan ook plaatsvinden. De rebellen zouden een grootschalige aanval, die minstens zo gewelddadig zou zijn als die van Zwartdag vorig jaar, uitvoeren. In die chaos zouden een handjevol rebellen, waaronder Reina en Erelia, mij ontmoeten bij het gat in de haag in de kasteeltuin. Vanuit daar zouden we naar de levensboom gaan en zouden zij ervoor zorgen dat ik de kans kreeg om de macht over de levensboom over te nemen.

Iyar zat nog steeds vast in de kelder die eerder voor mijn gevangenneming was bedoeld. Door zijn hevige protest had hij het vertrouwen van Solomon beschadigd. Het zou hem een hoop mooie woorden gaan kosten om weer vrij te komen, als hij nog vrij zou gaan komen. Dat was in ieder geval een hele geruststelling. 

'Dus dit is het?' vroeg ik, gebarend naar het blaadje met de door Solomon gekrabbelde notities.

Het waren krabbels over mijn missie, waar ik met de seconde weer meer vertrouwen in kreeg. Deze missie, dit plan, was mijn houvast geworden in de waanzin. Zolang ik mij eraan vastklampte, kregen de twijfels geen vat op mijn geest. Dit. Dit was waarvoor ik herboren was. Ik was tot leven gekomen met zwart in mijn aderen, in mijn hart, voor dit. Nog zeven dagen, dan was dit voorbij. 

De rebellenleider streek over zijn ongeschoren kin. 'Dit is het.'

De verdoemenis van Ceteran, samengevat in een half blaadje. Het was oké. Deze missie was oké. Ik moest een paar nieuw verworven vrienden een mes in hun rug steken, maar ik zou de harten van heel Lorelia winnen. Ik zou nieuwe vrienden vinden. Ik zou een nieuwe Silas vinden. Eentje die niet aan Lorelia wilde komen, behalve om het te beschermen. 

Langzaam knikte ik. 'Goed. Wat nu?'

Ik leek niet de enige te zijn die zich dat afvroeg. Naast de rebellenleider en ik waren er nog meer genodigden in de kleinere studeerkamer die met dezelfde afwachting naar hun leider keken. In die kamer we vergezeld door Erelia, Reina, de vader die Odin heette en de breedgeschouderde man, George, die ik eerder met Iyar tegen was gekomen. In andere omstandigheden hadden we misschien vrienden kunnen zijn. Geen van de mensen bleek echt slecht gezelschap te zijn, op Reina na. Zij had, ondanks alles, nog steeds een hekel aan mij en ze stak haar wantrouwen niet onder stoelen of banken.

'Dan denk ik dat het nu tijd is om onze wolf weer terug naar de schapen te laten gaan,' zei Solomon tevreden, waarna hij het blad met de notities opvouwde.

Het was mijn bijnaam geworden binnen de rebellen. Vanaf het moment dat Solomon mij als een wolf in schaapskleren had beschreven, hadden andere rebellen die uitdrukking overgenomen. Geen van hen sprak mij aan met mijn echte naam, op Erelia na. En dat vond ik helemaal prima. In de rol van de wolf voelde ik mij zekerder dan ooit. Wolf en wapen waren immers vrijwel hetzelfde.

'Dus we openen de voordeur en laten haar gewoon naar buiten lopen?' vroeg Reina geïrriteerd. Geen van haar opmerkingen vandaag had het voor haar gewenste resultaat opgeleverd.

Solomon haalde zijn schouders op. 'Ik zie niet in waarom niet.'

En hoewel ik de gepikeerde rebel naast mij het niet gunde, moest ik haar toch gelijk geven.

'Ze heeft een punt,' gaf ik toe, tot verbazing van vrijwel iedereen die zich in het gezelschap bevond. 'Ik denk niet dat het geloofwaardig is als ik enkel met wat blauwe plekken op mijn polsen en een bult op mijn hoofd terug ga naar het kasteel.'

Doemsdroom [Dutch Awards 2022]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu