Hoofdstuk 12

1 1 0
                                    

Beatrice belt aan.
"Beatrice, wat doe je hierbuiten. Het is midden in de nacht. Waarom ben je nog wakker?", vraagt Anne met slaapogen. "Het is een lang verhaal. Mag ik binnenkomen, dan vertel ik het je." Anna doet de deur helemaal open, zodat Beatrice naar binnen kan. Ze gaan naar boven.
Anna geeft haar een pyjama en Beatrice trekt hem aan.
"Wat doe je hier, Beatrice?", vraagt Anne bezorgd.
Beatrice zou nooit in het midden van de nacht aankloppen als het niet belangrijk is.

"Lang verhaal kort. Ik was met Rowan naar zijn huis gegaan om iets uit te zoeken. Ik ben daarnet uit het raam gesprongen en naar je gelopen."
"Wacht eens even. Waarom bleef je zolang bij Rowan? Het is midden in de nacht", zegt ze rustig terwijl ze het uitvogelt, "Wacht, hebben jullie twee ...?"
"Wat? Nee!"
"Dan waarom ben je uit zijn raam gesprongen?"
"Ik vond iets over zijn familie uit."
"Wat heb je uitgevonden?"
"Anna, die familie is niet wat het lijkt. De wereld zit vol geheimen. De meeste zijn er voor ons te beschermen."
"Beatrice houdt op met deze vage shit en zeg wat er gaan is."
"Het onmogelijke is mogelijk geworden." Beatrice sluit haar ogen. Ze ademt diep in en uit. Ze concentreert zich enorm.
Ze hoort alles. Ze hoort het tikkende geluid van de klok. Ze hoort de tv die beneden aanstaat. Ze hoort het water dat uit de kraan lekt uit de badkamer. Beatrice doet haar ogen weer open. Haar ogen gloeien felblauw. Ze steekt haar hand voor zich. Blauwe stralen komen uit haar hand.
Het boek dat nog in de bibliotheek lag, ligt nu haar handen.
"Ik weet niet wat dit is, maar ik ben iets. Anna, de mythes die je vroeger hoorde, kunnen wel eens waar zijn. In het boek staat de waarheid over zijn familie. Ik weet niet wat ik ben. Ik weet niet waar ik mijn krachten vandaan haal, maar er is iets met me. Ik moet te weten komen wat ik ben, Anna."
"Beatrice, ik zal je helpen. Van het moment dat we elkaar ontmoeten, wist ik wel dat er iets vreemd aan jou was. Dat is wat ik zo leuk aan je vindt.", gerusteld ze haar en legt haar hand op die van Beatrice.
Ze geven elkaar een knuffel.

Het doet haar denken aan vroeger.
Toen ze klein waren, waren ze aan het spelen in de speeltuin.
Beatrice en Anna gingen van de glijbaan. Op het platform waar je normaal staat viel ze af. Ze viel wel zo'n twee meter naar beneden.
Ze had niets gebroken. Ze was helemaal in orde. Of de keer dat ze haarzelf sneed, toen ze appels voor de televisie aan het eten waren. Het bloedde niet. Het stopte al snel. Ze geneest heel snel. Ze wordt nooit ziek. Ze heeft zelfs nog nooit een verkoudheid gehad. Hoe raar dat ook klinkt.

In de ochtend maken Beatrice en Anna zich klaar. Ze wandelen samen naar de universiteit. Beatrice vertelt onderweg alles wat ze weet over Rowan, zijn familie en haarzelf.
Anna heeft aan haar vader, de sherrif, gevraagd of er de laatste weken meldingen over dierenaanvallen zijn binnengekomen. Als er iets is, dan weet hij het wel.
Beatrice heeft het boek meegenomen, zodat ze erachter kunnen komen wat er met haar aan de hand is.
"Houd dit bij, Anna. Ik kan het niet bij me hebben.", fluister ze.
Ze wil niet dat Rowan haar hoort. Hij kan niet weten dat zij dit boek heeft. Ook  al wil hij haar beschermen, zal ze hem nooit vertrouwen. Hij is een vampier en zij een nakomeling van een tijdreiziger.
Anna knikt naar Beatrice en ze legt het in haar lokker.
"Zie ik je tijdens ons springuur in de bibliotheek?"
Beatrice knikt naar Anna als antwoord en gaat verder naar haar locker. Ze neemt haar wiskunde en geneeskunde. Ze doet haar locker dicht.
"Ben je soms iets vergeten?", vraagt Rowqn die achter haar locker staat.
Hij heeft haar tas in zijn handen. Beatrice neemt haar tas uit zijn handen en wandelt. Rowan loopt haar achterna. "Je wil nog steeds niet met me praten, hé?"
"Ik wist niet dat wij praten, dreigen en moorden is meer jouw stijl."
Rowan negeert haar en gaat gewoon verder.
"Waarom ging je weg?"
"Waarom wil je dat weten?"
Rowqn antwoordt niet meer. Zijn lippen bewegen niet. Ze durft te wedden dat hij nu een smoes aan het verzinnen is. Hij heeft een excuus nodig.
Hij kan niet vertellen dat hij een onschuldig meisje beet en vervolgens haar doodde. Hoe hij het bloed uit haar zoog.
Ze kan nog altijd niet geloven dat hij een vampier is. Hij ziet er menselijk uit. "Weet je wat laat maar. Ik heb je excuses niet nodig", zegt Beatrice en ze loopt weg van hem.
Ze negeert hem de hele weg naar het lokaal. Ze gaat zo ver mogelijk van hem weg zitten.
Ze kijkt niet om haar heen. Ze kan niet in zijn ogen kijken. Het enige wat ze dan ziet, zijn de mooie ogen waar eigenlijk een moordenaar achter schuilt.
Beseft hij wel dat hij mensen vermoord? Doet hij het gewoon voor het plezier? Alle mensen die hij heeft vermoord, hebben ook een leven gehad. Misschien hadden ze broers of zussen, een zoon of een dochter. Wie gaat er voor hen zorgen?

Tijdens het springuur sprint Beatrice naar de bibliotheek.
Anna staat haar al op te wachten. Ze staat in het uiterste hoekje, waar niemand haar kan zien. Anna neemt het boek.
Haar vader zei dat er recent meer mensen vermoord zijn dan anders. De politie denkt dat het gewoon dierenaanvallen zijn, maar Beatrice weet beter. Ze hebben hen vermoord. Hij heeft hen vermoord.
Beatrice opent het boek en Anna kijkt over haar schouders mee.

De vampiers zijn ontstaan door de tijdreizigers. Rond de eerste eeuw werden de eerste vampiers geboren.
Voordat ze vampieren werden, waren ze een normale familie. De familie bestond uit een moeder, een vader en vier kinderen.
Ze leefden onder de tijdreizigers. Hun kinderen hadden geen krachten. Ze waren sterflijk. Ze waren waardeloos. Ze waren helemaal niets. Niemand gaf om hen. Zelfs hun eigen ouders niet. Voor hun waren ze een schaamte voor de familie.
Hun moeder was de gekozene. Het krachtigste wezen ter wereld en haar kinderen waren zwak. Ze konden hun eigen niet beschermen. Ze raakten snel ziek.
Tamara, de moeder van de kinderen, besloot om ze sterker te maken.
Haar familie kon er niet zwak uit zien. Ze maakte daarom de sterkste, snelste en vooral krachtigste wezens die de aarde ooit zal kennen: de vampiers.
Tamara vermoorde haar eigen kinderen en herrees hen van de dood. Als ze wakker werden waren ze noch dood, noch mevend.
Tamara dwong haar kinderen om het bloed te drinken van hun vader. Ze werden niet alleen snel en sterk.
In de ochtend probeerde de dochter naar buiten te komen, maar ze kon niet in het zonlicht komen. Het zonlicht brandde in haar vel.
De moeder besloot om amuletten te maken, waardoor ze wel van de dag konden genieten, net zoals iedereen. Tamara wist toen nog niet wat ze had gedaan, maar dat was de ondergang van haar dorp.
De kinderen hadden een niet-te-stoppen-honger. Het enige wat de honger kon dimmen was het bloed, rechtstreeks uit de ader. Dat is wat ze deden.
Wanneer het donker was, gingen de kinderen naar buiten.
Tamara gaf hun dierenbloed, maar dat was niet genoeg. Het enige wat de kinderen hoorden, was het tikkend geluid van elk hart in het dorp. Ze konden het bloed ruiken van elke inwoner.
Ze konden hun honger niet bedwingen en dronken het bloed van de inwoners. Ze gingen deur langs deur binnen om het bloed uit alle inwoners op te drinken. Ze waren niet te stoppen. Tamara probeerden haar kinderen te stoppen, maar ze werd gedood door haar eigen zoon.
Hij was ooit de liefste persoon in het dorp. Hij was veranderd naar een moordenaar door zijn eigen moeder.
De puurste familie werd in minder dan een week de duisterste familie. Iedereen herkent de familie Miura. Bij het horen van die naam beeft iedereen. Iedereen is bang van hen. Ze regeren over alle vampiers. Met zijn vieren vormen ze de raad.

Beatrice weet niet of ze zich goed of slecht moet voelen. Iedereen liet de kinderen achter, zoals vuilnis. Ze begrijpt waarom ze wraak wilden.
Het betekent niet dat ze een heel dorp moeten uitmoorden, maar dan nog.
Ze moesten zich zo alleen voelen. Hun eigen moeder keerde zich tegen hen om. Ze dwong hen om sterker te worden, maar ten koste van wat. Hoeveel mensen moeten er lijden voor kracht?

Anna en Beatrice klappen het boek dicht. Het springuur is inmiddels al gedaan. Ze moeten terug naar de les. Beatrice gaat onderweg nog vlug even naar het sanitair.
Beatrice gaat naar de wasbak en draait de kraan open. Ze kijkt in de spiegel. Achter haar komt uit de schaduw een meisje vandaan. Voordat Beatrice het meisje beter kan bekijken, sprint ze al naar haar.
Ze neemt Beatrice vast met haar hand op haar mond. Beatrice probeert te schreeuwen om hulp, maar dat lukt niet. De hand zit in de weg. Haar blik wordt wazig. Ze kan bijna niets meer zien. Haar ogen worden loodzwaar. Ze kan ze niet meer openhouden.
"Je weet iets te veel", zegt het meisje, voordat Beatrice haar ogen volledig sluit.

Verloren in de duisternisWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu