Hoofdstuk 8

249 18 0
                                    

"Camilla, luister je wel?"

Verschrikt kijk ik op. "Eh, sorry," zeg ik. Elizabeth en ik lopen door de stad. Enkele weken zijn voorbij gegaan en mijn band met Elizabeth is sterk gegroeid. Ik ben blij dat ik eindelijk iemand heb dan Thony om mee te praten. Vroeger heb ik eigenlijk nooit echt vrienden gehad doordat ik in huis moest blijven. Ik kreeg ook thuisles en als we geld of voedsel nodig hadden had Thony er altijd een oplossing voor. Hij mocht dan wel oud zijn, maar hij is wel slim. Als ik uit huis mocht was het ook altijd voor mijn trainingen. Thony vond altijd dat als er iets gebeurde ik voor bereid moest zijn. Hij liet me ook zien hoe gevaarlijk de stad is. Ik herinner me nog goed als we naar buiten gingen dat ik altijd mensen zag vechten. Bloed drupte uit hun neuzen of langs hun gezichten. Ik was toen nog maar zes. Het heeft me hard gemaakt. De mensen vormen meestal een groot gevaar voor onze leefomgeving. Maar er zijn natuurlijk ook goede mensen. Ik heb altijd gewild dat er meer van zulke mensen hier in deze stad waren, maar Jack Blanket heeft de mensen zo laten maken. Na al die jaren dat ik hier leef, heb ik hem nooit gesproken, maar iets in me zegt dat dat niet lang meer zal duren. In de weken dat voorbij zijn gegaan hebben we al een paar mensen aan onze kant gekregen. Het is niet veel, maar wel een begin. Ik weet niet hoelang het nog gaat duren totdat de mensen eindelijk weer moed hebben verzameld, maar ik hoop dat het zo snel mogelijk gebeurd. Elizabeth en ik kunnen goed overweg. Ze heeft me verteld dat ze zich bij Elias ging aansluiten, omdat ze verder niemand heeft dan haar broertje Pascal, die ook in het team zit. Haar familie werd aangevallen door de handlangers van een onbekende koning. Haar vader was een sluipmoordenaar en dat bracht ze in gevaar. Haar huis werd in de brand gestoken onder de bevel van de koning. Zij en Pascal kwamen er alleen levend uit. Ze moesten een veilige plek vinden en vluchtten uit dat land, waarvan ik de naam ben vergeten, en kwamen hierheen. Het was hier ook niet al te best voor ze, maar ze waren veilig. Elias boot ze een veilige plaats aan en zo vormden ze een team. Elizabeth zei dat Jacob er al was. Ook met Pascal heb ik een betere band gekregen. Hij is twee jaar jonger dan mij en Elizabeht, maar is wel de lolbroek. Hij plaagt zijn zus veel, maar zijn grappen zijn altijd op het goede moment. Bij Pascal heeft de aanval meet achter gelaten dan bij zijn zus. Niet alleen fysiek maar ook mentaal. Elizabeht zegt dat hij zich afleidt door zijn grappen. Ik heb wel medelijden met hem. Ook Jacob heb ik leren kennen. Hij is wel wat serieuzer dan Pascal en twee jaar ouder. Hij kan soms wel vals zijn, maar hij blijft toch een goeie vriend. Soms zie ik hem wel eens naar Elizabeth kijken, maar ik wil me er niet mee bemoeien. Hij heeft me verteld dat hij enigskind was en zijn vader en moeder hadden nooit aandacht aan hem geschonken. Hij was altijd alleen thuis en kreeg net als mij thuis les. Hij mocht ook niet uit het huis, maar deed het toch wanneer iedereen sliep. Hij zei dat er een man was in de buurt die hem altijd zag. Op een dag werd Jacob geslagen door een groep en de man schoot tot hulp. De man zei tegen Jacob dat hij niet buiten moest rondhangen, maar nodigde hem uit voor een etentje. De man beloofde Jacob hem te trainen als hij dat wilde en Jacob zei zonder te aarzelen ja. De man zelf was ook een sluipmoordenaar. Op een dag kwamen de ouders erachter van de sluipmoordenaar en zijn ouders bedreigde de man tot dood. Jacob beschermde de man en zei tegen zijn ouders dat als ze de man niet met rust zouden laten hij zou vertrekken. De ouders namen hun zoon niet serieus en schoten de man. Jacob verliet ze zonder ook maar naar hun gezichten te kijken en kwam hierheen. En mijn band met Elias... nou hij is niet echt een prater. We kunnen wel goed met elkaar weg, maar elke keer als ik hem beter wil leren kennen, veranderd hij van onderwerp of negeerd mij. Elizabeth zei tegen me dat hij altijd al zo was. Als het aankomt op zijn verleden kan je niet met hem praten. Jacob zegt dat zijn verleden erg zwaar was voor hem, maar ookal kennen ze hem nu al drie jaar, heeft hij nooit over zijn verleden gesproken, maar hij soms toont hij verdriet en pijn als we over onze verleden praten.

"Camilla! Luister je alweer niet? Waar zit je toch met je hoofd?" zegt Elizabeth lachend. "Sorry," zeg ik schuldig. We zijn door Elias naar de stad gestuurd om eten te kopen. Hij wilt liever niet dat we stelen en dat is fijn. Ik steel niet graag, maar als je geen ander optie hebt moet het. We lopen naar de grote markt waar verschillende kraapjes zijn gezet. Ze zitten vol met allerij spullen. Één van de kraampjes trekt veel mijn aandacht. Het was een kraampje met verschillende souveniertjes. Ik neem een kijkje van dichtbij en mijn ogen blijft haken bij een schilderij van een meisje met licht bruin haar en helder licht blauwe ogen. Haar wangen zijn lichtjes roze en haar mondhoeken krullen licht omhoog. Ik schrok bij de gedachte dat het meisje op mij lijkt. Het lijkt alsof ik in de spiegel kijk en vind het maar eng. Ik schud mijn dwaze gedachte van me af.

"Ze is beeldschoon, net als jij," zegt iemand. Verbaast kijk ik naar de jongen die achter het kraampje staat. Hij is lang en dun. Zijn blonde haren zitten door de war en heeft bruine ogen. Hij lacht zwakjes en heeft zijn armen over elkaar gevouwen. "Eh, dank je," wist ik uit te brengen. Ik wist niet wat ik eigenlijk moest zeggen en werd een beetje rood. "Het spijt me, ik heb je vast laten schrikken met zo'n antwoord," zegt hij

"Oh, nee hoor. Ik was allen erg verbaad door het meisje. Ze..."

"Ze lijkt op je," zegt hij begreipend. "Er zijn vreemde verhalen over haar."

"Oh, echt waar?" zeg ik verbaasd. De jongen knikt. "Ze zeggen dat ze vanaf haar geboorte geheim werd gehouden en dat ze zomaar zal komen opdagen. Het zijn maar sprookjes."

"Weet je nog meer over haar?" vraag ik nieuwsgierig. De jongen haalde zijn schouders op. "Niet dat ik het weet. Maar mevrouw Anastasia weet er vast wel wat over. Ze woont achter de stad en is erg aardig, ze helpt je graag," zegt hij.

"Bedankt," zeg ik. "Hier," de jongen geeft me een kleinere versie van het schilderij. "Als herinnering." Ik bedank nogmaals de jongen. "Ik ben Camilla," zeg ik nog even snel. "David," antwoordt hij en ik loop weg om Elizabeth te vinden.

Ik vind haar terug bij een kraampje met haar mandje vol. Ze kijkt me blij aan. "En wie was die jongen?" vraagt ze als een dwaas. Ik lach om hoe ze eruit ziet en antwoord: "Een verkoper."

"Haha, heel leuk. Kom op vertel, voelde je al liefde?" Ik geef haar een stom tegen haar arm en ze lacht. "Ik plaag je maar."

"Dat weet ik en toch is het niet erg leuk," antwoord ik.

"Hoezo? Of heb je al een oogje op iemand?" Ze lacht nog steeds als een dwaas. Ik antwoord haar vraag niet en we lopen weg van de menigte. Ik kijk nog een keer voor de zekerheid in mijn tas of het schilderij er nog in zit. Doordat ik niet oplette bots ik tegen iemand. "Oh, het spijt me!" zeg ik geschrokken.

"Het is al goed," zegt de man. Ik blijf stokstijf staan. Als ik zijn gezicht zie gaat er een hele steek door mijn maag. Het is bond en blauw waar ook nog onder zijn oog gedroogd bloed zit. Ik begin ineens misselijk te worden. "Thony..."

The Only HopeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu