Hoofdstuk 3

349 25 2
                                    

Ik loop over de grote markt waar sommige mensen hun kraampjes klaarmaken, voordat ze open gaan. Als het wat voller is, geeft het een gezellige sfeer. Je kunt er van alles halen, als je geld heb. Er zijn wel honderd verschillende kraampjes. Midden op het plein staat een grote fontein met midden in een standbeeld van Jack Blanket, de burgemeester, die glanst in de ochtend zon. Van Jack moet het standbeeld elke dag schoon gemaakt worden. Ik walg ervan hoe hij is en ons behandeld. Voor de fontein staan de handlangers van Jack in het rood die iedereen in de gaten houden. Zonder op te vallen zoek ik naar een zwart rode kraampje. Wanneer ik het gevonden heb, loop ik er nonchalant naar toe. Er staat een oude, mollige man met grijs haar en een kleine brilletje op zijn rode neus dozen uit te pakken. Wanneer de man mij ziet, kijkt hij verbaast op.

"Het spijt ons, maar we zijn nog niet open. U kunt om acht uur wel weer terug komen." Zegt hij met een vriendelijke stem.

"Oh, ehm...Dat is geen probleem. Ik kwam eigenlijk voor iemand..." Zeg ik onzeker.

"Voor wie als ik mag vragen?" Vraagt de man.

"Elias." Antwoord ik. De man krijgt een lach op zijn gezicht.

"Maar natuurlijk. Elias vertelde al dat hij iemand verwachte, maar dat het een meisje was, had hij niet vertelt." De man maakt met zijn handen een gebaar voor als teken dat ik moet meekomen. Hij leidt me een straatje in achter zijn kraampje en opent vervolgens een houten deur. Hij laat me voorop lopen en zegt: "U hoeft alleen nog maar rechtdoor te lopen." Ik knik vriendelijk en hij sluit de deur. Vervolgens haal ik diep adem en haal mijn kap van mijn hoofd af. Het is een kleine gang waar ik nu in bevind. Op de muren zijn kranten stukjes opgehangen. Ik lees ze een voor een voor. Aanval op het ministerie. Vermist persoon: Edmond Collins. Sterftecijfers stijgen. Standbeeld van Jack Blanket zit onder de troep van de mensen. Bij het laatste krantenkopje die ik las, moest ik lachen. Er staat nog een foto bij van het standbeeld. Ik besluit maar door te lopen naar de deur. Voordat ik het open klop ik een paar keer en open de deur. Ik sta in een middel grootte kamer. Aan de ene kant van de kamer heb je boekenkasten met verschillende soorten boeken. En aan de andere kant van de kamer heb je een bank en een tafel met aan de muur een grote prikbord. Aan de prikbord hangen weer krantenstukjes met foto's. Midden in de kamer bevindt een tafel. Aan die tafel zit Elias in wat boeken te bladeren. Hij kijkt op en ik loop naar hem toe.

"Neem plaats." Zegt hij. Zenuwachtig en nieuwsgierig neem ik plaats. Elias haalt het briefje tevoorschijn die ik gisteren aan hem gaf en legt het voor me neer.

"Je hebt gelijk." Zegt hij. "Hij komt inderdaad van de burgemeester." Hij kijkt mij met een serieuze blik aan. Hij wijst naar een kleine logo die ik zelf niet eens had gezien. Er zijn twee pijlen die elkaar kruien in een vierkant. De kleur die de pijlen hebben is donkerblauw, dezelfde kleur van de kleding die de assassin aan had die nacht. "Deze logo is van een groep sluipmoordenaars die voor de burgemeester werken. Het zijn verraders." Hij kijkt me strak aan. "Misschien heb je wel ergens over hun gehoord. Ze heten de Rangers." Ik haal mijn schouders op.

"Ik heb er wel eens over gehoord, maar ik heb geen idee wie ze zijn." Zeg ik.

"Dat komt omdat ze niet opvallen voor normale mensen, maar voor sluipmoordenaars wel. Wij weten wie ze zijn. Hetzelfde geldt dat voor hun over ons. We zijn misschien welhetzelfde en doen hetzelfde werk, maar we hebben één grootte verschil. Zij doen het voor macht, wij voor vrijheid."

"Maar als we hetzelfde werk doen, wat is er dan gebeurt dat ons zo verschillend maakt?" Vraag ik.

"Lang geleden was er een sluipmoordenaar, net als ons. Hij deed alles voor de mensen om ze een stukje vrijheid te geven. De mensen zagen hem als een legende en voor vele sluipmoordenaars was hij toen een voorbeeld. Hij werd bewonderd, kreeg macht, werd geliefd. Op een dag kwam hij iemand tegen in een bar. Ze praatten en werden vrienden. Diegene was Jack Blanket. Jack werd toen net burgemeester. Hij wist dat de sluipmoordenaar van hem zou winnen, als de sluipmoordenaar doorging om vrijheid te geven aan de mensen. Jack beloofde de sluipmoordenaar geld en macht als hij bij hem zou aansluiten. De sluipmoordenaar ging akkoord met zijn aanbod. De vrijheid die we hadden verdwenen, net als onze bewonderingen."

Ik weet dat Jack al bijna acht jaar aan de macht is, dus nu moest de groep van de verraders vast wel groot zijn."Hoe heet de sluipmoordenaar?" Vraag ik nieuwsgierig.

"Lawrence." Elias spreekt de naam zo uit alsof het gif is. "Hij is gevaarlijk."

Ik knik. "Dus dan moeten wij hem eerst doden, voordat hij Thony doodt." Elias kijkt me aan alsof ik gek ben. Hij buigt zich voorover naar mij en zegt: "Luister jij wel. Hij is gevaarlijk."

Nu buig ik me voorover naar hem. "Ik zal alles doen om Thony te beschermen. Al kost het mijn leven." Hij blijft me strak aan kijken. "Ik ga je niet helpen." Zegt hij. "Ben je bang?" Vraag ik hem uitdagend. Zijn gezicht toont geen enkel emotie. We worden onderbroken door een paar mensen die lachend binnen komen. Een meisje met blond haar en groene ogen en twee jongens, de ene heeft bruine ogen met bruin haar en de andere zwart haar met bruine ogen. Wanneer ze ons zien, stoppen ze gelijk met lachen.

"Eh, storen we?" Vraagt één van de jongens. Elias en ik gaan rechtop staan. Elias schudt zijn hoofd en kijkt mij aan. "Ze wilde ook net gaan." Zegt hij. Ik kijk hem ongelooflijk aan. Stuurt hij me nou gewoon weg?

"Ah, jammer. Ik had gehoopt dat we een meisje in ons team kregen." Zegt het meisje met blond haar verdrietig. Ik kijk haar vragend aan. "Team? Jij zei toch dat je alleen werkt." Mijn ogen glijden van het meisje naar Elias. Hij krijgt rode wangen van schaamte. "Ik had gehoopt wanneer ik dat zei, jij me met rust zou laten."

"Dan heb je mooi gefaald." Ik sla mijn armen over elkaar heen. "Ik ben Elizabeth." Zegt het meisje die haar hand uitsteekt. Ik pak het vast en schudt het. "Camilla." Zeg ik. "Dit is Pascal." Ze wijst naar de jongen met bruin haar. Hij lacht vriendelijk. "En dit is Jacob." Nu wijst ze naar de jongen met zwart haar, die net als de andere jongen vriendelijk lacht.

"Goed." Zegt Elias. "Nu je weet hoe ze heten, wat eigenlijk niet nodig was geweest, kun je gaan." Hij geeft me het briefje van de sluipmoordenaar aan Thony en leidt me naar de deur. Ik zwaai nog even snel naar de anderen en volg Elias. In de gang opent hij de voordeur en staat aan de zijkant. Hij kijkt me niet aan en ik denk dat hij hoopt dat ik zo snel mogelijk weg ga. Ik loop naar buiten en draai me naar Elias toe. "Ik dacht dat je mij zou helpen. Dat is wat je had belooft." Nu kijkt hij me wel aan.

"Ik zei dat ik zal kijken wat ik voor je kan doen. Dat is iets anders dan beloven." Nog steeds kijkt hij me strak en emotieloos aan. Ik schudt mij hoofd. "Ik denk dat dit alles wel een reden heeft. Dat je mij niet wilt helpen."

Hij haalt zijn schouders op. "Misschien." Hij sluit de deur. Daar sta ik dan. Starend naar een houten deur. Met het briefje in mijn handen en geen enkel ideeën. Hoe kan ik Thony beschermen zonder enige hulp?

The Only HopeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu