Hoofdstuk 6

262 21 3
                                    

"Hallo, wie ben jij?"

Ik open mijn ogen moeizaam. Een klein blond meisje zit over me heen gebogen. Haar haar is dof en droog en haar gezicht is een beetje vies. Haar oogkleuren zijn heel anders, één van haar oog is licht blauw, die bijna wit lijkt, terwijl haar andere oog donkerblauw is. Ik ga staan, wat heel moeizaam gaat doordat ik op de grond heb geslapen. Ik strek me een beetje uit en gooi mijn tas over mijn schouder. Het meisje blijft me nieuwsgierig aankijken.

"Ik ben Camilla," zeg ik terwijl ik mijn hand naar haar uitsteek. "Wie ben jij?"

Het meisje pakt mijn hand en schudt het zachtjes. "Daisy." zegt ze.

"Waarom slaap je op de grond en niet in een bed? Heb je geen huis? Je mag bij mij komen slapen. Ik heb een bed dat we kunnen delen."

"Dat is heel lief," zeg ik met een lach, "maar ik denk dat het wel gaat. Waar zijn je ouders?"

"Ik heb geen ouders," zegt ze, "ik woon in een weeshuis. Mijn ouders zijn gevangen genomen door de burgemeester."

"Door Jack?" Die verdomme Jack Blanket. Hoe kan hij dat nou doen? Als ik hem ooit zie, gooi ik gelijk een mes in zijn kop.

"Waar zijn jouw ouders?" vraagt ze nog altijd nieuwsgierig.

"Dat weet ik niet. Ik heb ze nog nooit ontmoet."

"Heb je dan wel wat te eten?"

"Nee, ik ga zo wat ergens eten pak... Ik bedoel ik ga zo wat eten kopen. Want stelen is slecht, dus moet jij het nooit doen. Oké?"

Ze knikt meteen. Ze haalt wat uit haar tas en geeft het aan mij. Het is een zakje met wat brood en een appel.

"Hier, ik heb toch geen honger meer."

"Nee, dat kan ik niet aannemen."

"Alsjeblieft, neem het aan." Ze kijkt me met smekende ogen aan en ik wil haar niet teleurstellen, dus neem ik het aan.

"Dank je wel." zeg ik. Ik stop het zakje eten in mijn tas en het eerste wat mijn vingers tegen komen is een kleine knuffel die met mij werd gevonden in de doos door Thony. De knuffel, een teddybeer, is heel kostbaar voor me die ik al mijn hele leven bij me heb. Ook al ben ik wat te oud voor knuffels, is deze toch anders voor me. Het is nog het enigste wat ik heb van mijn ouders. Ik kijk naar het meisje en besluit om mijn knuffel aan haar te geven.

"Dit is het enigste wat ik aan jou kan geven." zeg ik. Ze neemt mijn knuffel aan met een glimlach die mij een warm gevoel bezorgt. "Het is geweldig," zegt ze, "dank je wel." Ze geeft me een knuffel en zwaait nog een keer naar me voordat ze weg gaat. Ik lach even naar haar en zwaai terug. Vervolgens pak ik het eten die ze mij heeft gegeven en eet het op. Ik bewaar de appel voor later en leg het weer terug in mijn tas. Oké, nu moet ik naar Elias. Ik heb een voorgevoel dat vandaag een zware dag gaat worden.

De klok op het stadsplein luidt acht uur 's ochtends. Overal om me heen zijn mensen aan het praten of schreeuwen. De ene verkoopt, de andere koopt. Kinderen die hun ouders meehelpen, omdat ze niet naar school kunnen. Of dat juist de kinderen werken, omdat de ouders te ziek zijn. Als ze maar geld verdienen. Ik loop rustig over het stadsplein en probeer de rode met zwarte kraampje te vinden, die nog altijd op z'n normale plek staat. De mollige man die ik al eens eerder heb ontmoet staat er spullen te verkopen. Tot mijn verbazing zie ik dezelfde sleutel die Elias van de man had gepikt op het dak die avond op de tafel. De mollige man kijkt op en zegt: "Kijk eens aan, daar is ze weer! Goeiemorgen."

"U ook een goeiemorgen."

"Wat kan ik voor je doen?" vraagt hij.

"Elias heeft me hier naartoe gestuurd."

"Ah, Elias. Natuurlijk. Ik geloof dat je de weg al weet." Ik knik. "Mooi, ik hoop dat jullie het leuk hebben, want jullie passen wel bij elkaar." Hij geeft me een knipoog, waardoor ik een beetje rood aanloop.

"Meneer, we zijn niet samen. Het is meer zaken doen met elkaar."

"Maar natuurlijk, mijn excuses." Hij lacht vriendelijk en laat me erdoor.

"Trouwens," zeg ik, "mijn naar is Camilla."

"Carlo." Hij geeft me een hand. "Aangenaam kennis te maken, meneer Carlo."

"Insgelijks, Camilla." Ik laat zijn hand los en loop naar de deur. Ik open voorzichtig de deur en loop naar binnen. De krantenkopjes die aan de muur hangen sla ik over. Ik wil liever geen tijd verspillen en loop meteen naar de tweede deur. Voordat ik binnen ga, klop ik voorzichtig en open dan de deur. Elias, Elizabeth, Jacob en Pascal zitten aan de tafel die druk een gesprek aan het voeren zijn. Volgens mij hebben ze het niet eens door dat ik kom aanlopen, doordat ze verbaasd mij aankijken. Elizabeth kijkt meteen blij als ze mij ziet en wijst naar een stoel naast haar. Ik kom naast haar zitten en zit afwachtend naar de anderen te kijken. "Goed," begint Elias, "Nu we compleet zijn kunnen we beginnen."

Hij gaat staan en pakt een kaart van de stad die hij voor ons neerlegt. "Nu we een belangrijke missie hebben die nog nooit zo groot was geweest, moeten we ons goed voorbereiden. Met z'n vieren gaat het nooit lukken, dus moeten we mensen aan onze kant krijgen. Dat lukt alleen als we ze helpen en ze laten zien dat onze stad beter is zonder Jack Blanket en de Rangers. Natuurlijk zullen er ook mensen zijn die ons niet mogen of niet durven. Voordat moeten we de andere assassins bereiken, die net als ons bij hun eigen locatie zitten. We moeten ervoor zorgen dat dit geheim blijft tussen ons, de sluipmoordenaars en de burgers. In deze strijd kunnen er gewonden vallen en zelfs doden, maar om onze stad terug te krijgen doen we er alles voor. Mensen zijn het zat en ze hebben groot gelijk. Als we tot de dag komen dat alleen Jack Blanket en de hoofd van de Rangers over zijn, moeten jullie het aan mij over verlaten. Ik wil met die twee idioten afrekenen. Onze eerste plan is een klein groepje mensen aan onze kant krijgen en een paar sluipmoordenaars vinden die ook mee willen werken. Zijn er nog vragen?" Elias kwam heel zelfverzekerd en helder over dat ik geen enkele aarzeling heb om niet mee te vechten. Hij blijft ons aankijken en knikt vervolgens. "Goed," gaat hij verder, "ik heb gehoord dat hier een paar mensen zijn die het moeilijk hebben dankzij de burgemeester. Als we ze nou eerst helpen weet ik zeker dat ze willen helpen, want door hem zitten ze in die positie. En ik weet zelf ook dat hier een klein groepje sluipmoordenaars zitten." Elias wijst een paar plekken aan op de kaart en kijkt ons af en toe aan.

"Jacob, jij gaat met Elizabeth en Camilla naar de burgers. Zoek uit wat de oorzaak is en kom dan terug, doe nog niks. Pascal, jij gaat met mij mee naar de assassins." We knikken alle vier. "Goed, aan de slag."

Elizabeth, Jacob en ik lopen over de daken heen. We proberen zo stil en ongezien over de daken te lopen. "We zijn er bijna." zegt Jacob fluisterend. Elizabeth en ik lopen achter hem aan en zeggen wat tegen elkaar, maar we houden het stil. Na een tijdje horen we wat geschreeuw. Elke stap die ik zet wordt het geschreeuw harder en harder. "Bukken." zegt Jacob. We doen wat hij zegt en kijken over de reling van een gebouw naar beneden. Mijn haren gaan omhoog en er gaat een ringel over mijn lichaam heen. Kinderen en ouders zitten onder het bloed en sleuren van alles van de ene naar de andere kant mee. Ze werken op een plaats waar een hek hun gevangen houdt. Het geschreeuw kwam van de handlangers van Jack Blanket die aan de kant van het omringde plaats door hekken staan. Ze schreeuwen wat tegen de mensen dat ze door moeten werken en slaan een paar mensen die volgens hun niet genoeg werken.

"Camilla, denk je ooit dat we Jack Blanket en de Rangers wegkrijgen?" vraagt Elizabeth. Je kan in haar groene ogen een beetje angst zien die ze alsnog goed kan vermijden. Ik haal mijn schouders op. "Ik hoop het."

The Only HopeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu