Hoofdstuk 20

173 16 7
                                    

Ik loop door de gangen met nog altijd pijn in mijn arm en een drukkend gevoel in mijn hoofd. Ik heb besloten om mijn bed te verlaten en even wat te lopen, omdat ik me verveelde. Nou, eigenlijk is dat niet helemaal waar. Ik wilde gewoon even weg van het kamertje, want elke keer dat Elias binnen kwam kreeg ik rare gevoelens. Het komt vast door het gif, dat moet gewoon. Ik zoek naar het kamertje die eerst een trainingszaal was. Toen ik er laatst was zag ik kranten en misschien zou ik daar iets kunnen vinden over wat een paar jaar geleden gebeurde. Ik vind de kamer en loop er zonder te aarzelen binnen. Het licht binnen de kamer staat al aan. Ik kijk door de kamer en enkele tellen later komt Pascal verschijnen achter een aantal boeken en neemt plaats aan een tafel. "Hé, Camilla," zegt hij vrolijk, "wat doe je hier? Hoor je niet in bed te liggen? Je weet toch dat het ongeveer vier dagen duurt totdat het gif je lichaam heeft verlaten." Ik loop naar Pascal toe en kijk naar zijn boeken. Het zijn oude verhalen over de sluipmoordenaars. "Dat weet ik, alleen wilde ik even lopen," zeg ik tegen hem. "Waarom lees je al deze verhalen?" Pascal kijkt naar zijn boeken die overal liggen. "Ik houd gewoon van lezen," zegt hij heel simpel. Ik knik en loop de kamer rond op zoek naar de kranten. Het enigste wat ik zie zijn boeken en kleine spulletjes. Soms een sleutel of een kist of een ring. Het zijn vast de spullen die ze ooit hebben gepakt toen ze op missie waren. "Pascal," zeg ik en draai me naar hem om. Hij kijkt niet op en kijkt zelfs bezorgd naar zijn boek. Gelijk komt Elizabeth in me op. Ik weet nog dat ze zo vreemd deed en heel bezorgd was om iets die avond toen we op missie gingen. Meteen schudt ik die gedachte van me af. Ik vraag het haar wel een keer, als ze überhaupt wel mijn vraag gaat antwoorden. "Pascal?" vraag ik en gelijk kijkt hij op, blijkbaar had hij mij eerst niet gehoord. "Ja," antwoordt hij. "Is er een probleem?" Hij kijkt ineens weer wat vrolijker. "Weet jij misschien waar de kranten zijn?" vraag ik hem. "Die zijn toch in de ingang," zegt hij. "Ik bedoelde de kranten van ongeveer achttien jaar geleden." Pascal kijkt mij nieuwsgierig aan. "Ik weet niet of we ze van achttien jaar geleden hebben, maar wel van ongeveer vijf jaar geleden," zegt hij en staat op. Hij zoekt achter de boeken en haalt een grote stapel kranten in een doos te voorschijn. Hij legt het voor me neer op de tafel. "Dit zijn de oudste kranten die we hebben." Pascal kijkt nog altijd nieuwsgierig. "Wat zoek je eigenlijk," vraagt hij. Ik kijk van de kranten naar Pascal. "Ik zoek iets over mijn vader en eigenlijk ook iets over de stad. Ik wil meer weten over mijn ouders, want alles wat mij vertelt is blijkt een leugen te zijn." Pascal kijkt spijtig. "Ik zou je graag willen helpen. Misschien kan ik aan de mensen in de stad vragen of ze iets weten. Aan de vrienden van je ouders bijvoorbeeld," zegt Pascal. Ik glimlach naar hem. "Dat is erg aardig," zeg ik. "Ik doe het met plezier," hij glimlacht vriendelijk. "Goed, als je me nodig hebt, geef maar een gil." Hij loopt weg van de tafel en verlaat de kamer. Ik hoor de deur sluiten en haal diep adem en kijk naar de kranten en raap er één op. Ik weet niet wat ik kan verwachten. Een foto of een verhaal over de stad, misschien over mijn ouders? Of vind ik alleen maar verhalen over hoe vreselijk Jack Blanket is? Ik begin maar te lezen. 

3 augustus,

Negen van de twintig mensen zijn gewond geraakt na een explosie in de fabriek van Jack Blanket. De Zorg heeft besloten de fabriek te sluiten, maar Jack Blanket weigerde. De negen mensen, waarvan zeven kinderen, liggen in het verzorgingstehuis. Vijf kinderen hebben het niet overleeft. 

Met spijt leg ik het artikel neer en pak een ander krant. Een foto van een klein meisje, ongeveer negen denk ik, met bloemen in haar hand in de weide kijkt lief naar de camera. Ze zit in het gras en met een theepot voor haar. Ze doet me denken aan Daisy. Er staat een klein stukje tekst: 

11 augustus,

Een meisje van tien is vermist geraakt, terwijl ze naar buiten ging om brood te halen. Haar moeder en vader vertellen dat ze er minstens twintig minuten er over doet, maar na twee uren kwam ze niet terug. Ze heeft blond haar en bruine ogen met een lengte van 1.40 en vlechtjes in haar haren. Als u dit meisje hebt gezien, meldt het bij de wachters van de burgemeester.

Arme meid, maar nog erger voor haar ouders. Ze moesten vast erg ongerust zijn geweest toen ze merkten dat hun kleine dochter vermist was. Dacht Thony misschien ook zo over mij, terwijl ik weg was? Meteen duw ik die gedachte weg en ga verder met de volgende krant stukje...


Uren later...

Woest van teleurstelling gooi ik de krant in mijn handen weg. Ik heb letterlijk alles doorzocht met geen enkel resultaat. Ik kijk weer naar de kranten die voor mij leggen. Ze liggen over de hele tafel verspreid. Er kwam niks in over mijn ouders of over de grote gebeurtenissen. Het waren allemaal kleine dingen. Geen grote opstanden of een naam met Antony Cordis. Ik verberg mijn gezicht in mijn handen. Waarom kan ik niks voor elkaar krijgen? Waarom wilde Thony het niet aan mij vertellen? Misschien was ik toen niet weggegaan als hij het mij vertelde... Ik had niet weg moeten gaan. Hij heeft mijn hele voor mij gezorgd en dit is hoe ik hem bedank. Misschien moet ik maar weer terug naar Thony alleen om te praten. "Pascal zei al dat je hier was," hoor ik een bekende stem achter mij zeggen, Elias. "Kom je mee eten?" Ik zit met mijn rug naar Elias toe en kijk hem ook niet aan. Misschien gaat hij wel weg als ik geen aandacht aan hem schenk. Uiteindelijk hoor ik zijn voetstappen, maar die lijken steeds luider te worden en niet zachter. "Je hebt niks kunnen vinden, of niet?" Ik antwoord niet en kijk weg. Ik hoor dat Elias een stoel naar achteren schuift en plaats neemt naast mij. "Maak je geen zorgen. We komen er uit eindelijk toch wel achter. Ik zal je helpen en ik geloof dat Pascal ook zijn hulp heeft aangeboden." Ik voel zijn hand op mijn schouder. "Dat weet ik en ik ben erg dankbaar voor, maar iedere dag wordt mijn hoop minder dat we iets kunnen vinden." Ik probeer de enorme teleurstelling in mijn stem te verbergen. Ik voel dat Elias dichterbij komt. "Soms is het beter om de waarheid niet te weten, je weet wat het met je kan doen." Ik zijn warme adem in mijn nek branden. Ik recht mijn rug en en kijk hem in de ogen aan. "Hoe zou jij je voelen als alles wat je hebt meegemaakt een leugen was?" vraag ik scherp. "Dat elk stukje van jezelf, zelfs een litteken iets heel anders is dan een gebeurtenis?" Elias kijkt vol ongeloof naar mij en trekt zijn hand terug. Zijn blik wordt harder en knijpt zijn ogen tot speeltjes. "Je bent echt zo ongelofelijk!" spuugt hij eruit. "Wij proberen je hier te helpen, terwijl jij zo.. zo..." Woedend staat Elias op en twijfelt met zijn stappen. "Het spijt me." Ik kijk naar mijn handen. "Ik had dat niet moeten zeggen." Ook ik sta op en wil weg lopen. "Wacht," zegt Elias. "Het is al goed." Ik blijf staan en ontspan mijn schouders. "Ik begrijp je. Het is niet makkelijk. Ik moet eigenlijk ook mijn excuses aanbieden," zegt Elias. "Ik deed zo vaak vervelend tegen jou. Ik heb je ook zo vaal al weg geduwd en... het spijt me." Zijn blauwe ogen kijken spijtig. "Ik neem je het niet kwalijk," zeg ik. "Hoelang zit je hier al?" vraagt hij. "Lang genoeg," antwoord ik. Hij lacht en komt dichter naar me toe. "Dat kun je ook zien," zegt hij en veegt een losse pluk achter mijn oor. Zijn hand gaat even langs mijn wang en ik voel dat mijn wangen kleuren. Snel kijk ik weg. "Morgen zal ik de hele dag je helpen met zoeken, dat beloof ik," zegt hij, "maar dan moet je vandaag ook iets voor mij doen." Ik kijk hem met gefronste wenkbrauwen aan. "Wat moet ik doen?" Elias' wangen krijgen een lichte blos. "Beloven dat je vandaag weer gaat lachen, dan ben je veel mooier..." Ik kijk verbaasd op bij zijn woorden, maar kan het niet helpen om niet te glimlachen. Ook hij glimlacht en mijn hart maakt een sprongetje. "Beloofd?" vraagt hij. "Beloofd," zeg ik. Het blijft even stil, maar het is een fijne stilte. Helaas wordt die verbroken door een stem bij de deur. Jacob staat bij de deur en heeft een bezorgde uitdrukking op zijn gezicht. "Jongens, er is iets aan de hand."


The Only HopeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu